Steeds meer organisaties behalen kwaliteitskeurmerk
Sinds april 1999 kunnen kinderopvangorganisaties een landelijk erkend kwaliteitscertificaat aanvragen. Inmiddels heeft ruim 20 procent van de kindplaatsen dat keurmerk op zak. Als de trend zich doorzet, zal eind volgend jaar maar liefst 35 procent van het aantal kindplaatsen gecertificeerd zijn. ‘Een prachtig resultaat’, vindt kwaliteitsdeskundige Tossy Pollmann.Tossy Pollmann is al vanaf oktober 1995 betrokken bij het opzetten van een kwaliteitssysteem voor de kinderopvang. Als projectleider van Klein Kapitaal, dat in 1995 met financiële steun van het Ministerie van VWS werd opgezet met de bedoeling een landelijk kwaliteitsstelsel voor de kinderopvang te ontwikkelen, heeft zij de invoering van de kwaliteitszorg in de kinderopvang mede vorm gegeven. Aan de hand van vier verschillende metingen in de afgelopen vijf jaar, waarvan de laatste in mei 2002 door bureau VanDoorneHuiskes en Partners werd verricht, tekent zich een duidelijke ontwikkeling af, vindt Pollmann: ‘Wanneer je de vierde meting vergelijkt met de eerste uit 1997, dan is het beeld positief. Steeds meer kinderopvangorganisaties hebben een kwaliteitsbeleid op poten gezet of zijn daar al heel ver mee zijn. De sector verdient daarvoor een groot compliment; in korte tijd is er veel bereikt. Toen dit project van start ging, was de aandacht voor kwaliteitszorg bij de meeste kinderopvangorganisaties gering. Geen enkele organisatie had toentertijd bijvoorbeeld al een kwaliteitsfunctionaris aangesteld. Een beetje logisch was dat trouwens ook wel. Veel opvangorganisaties stonden op dat moment nog in de kinderschoenen en handhaafden zich vooral dankzij hun enthousiasme en tomeloze inzet. Van een professionele bedrijfsvoering was vaak nog geen sprake. Voor Klein Kapitaal een teken dat er eerst gewerkt moest worden aan het vergroten van het kwaliteitsbewustzijn.’
Start project
Daartoe werd dan ook een voorlichtingscampagne opgestart. Door middel van regionale bijeenkomsten, nieuwsbrieven, een website en workshops probeerde Klein Kapitaal de voordelen van een goed kwaliteitsbeleid en bijbehorende certificering over te brengen. En met succes. Eind 1997 bleek al 89 procent van de kinderopvangorganisaties kwaliteitsnormen en de noodzaak van een kwaliteitssysteem te onderschrijven. Pollmann: ‘Met die score waren we natuurlijk erg blij. Toen eenmaal duidelijk was dat het draagvlak behoorlijk was, konden we ons namelijk gaan richten op de organisatie van de kwaliteitstoetsing. In samenspraak met de kinderopvangorganisaties, BOinK, de vakbeweging en de financiers en een aantal adviseurs zijn toen de zogenaamde HKZ-normen (Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector) opgesteld. Vanaf het begin hebben we bovendien, in overleg met het veld, instrumenten ontwikkeld om te kunnen toetsen of inderdaad aan deze kwaliteitsnormen wordt voldaan door organisaties die een kwaliteitsbeleid op poten hebben gezet. Vanaf 1996 zijn de eerste kindercentra begonnen aan een kwaliteitstraject en dus moest hun kwaliteitsbeleid aan de hand van een set regels door een onafhankelijke instantie getoetst kunnen worden. Die regels lagen er in 1998 en vanaf dat moment ging het snel: steeds meer organisaties begonnen aan het kwaliteitstraject en inmiddels is maar liefst 20 procent van alle kindplaatsen – in totaal gaat het dan om ruim 25.000 plaatsen – gecertificeerd.’
Professionalisering
Dat het zo snel is gegaan met de certificering, is volgens Pollmann grotendeels te danken aan de enorme professionaliseringsslag die de kinderopvang al heeft gemaakt en nog steeds maakt: ‘Certificering maakt deel uit van dat professionaliseringsproces, dus neemt het aandeel gecertificeerde organisaties toe. Dat blijkt ook weer uit de vierde meting. Tegelijkertijd zien we dat er nog steeds veel nieuwe instellingen bijkomen en ook dat heeft gevolgen voor onze statistieken: doordat het kwaliteitsbeleid van deze nieuwe spelers zich pas in de aanloopfase bevindt, schommelt het aandeel organisaties dat pas net (of nog niet) gestart is met de opzet van een eigen kwaliteitszorgsysteem al vanaf de tweede meting in 1998 rond de 35 procent, terwijl dus tegelijkertijd het aandeel (bijna) gecertificeerde instellingen toeneemt. Overigens is het tamelijk stabiele aandeel van 35 procent niet alleen te verklaren door de toestroom van nieuwe aanbieders. Ook het feit dat een aantal organisaties het certificeringstraject niet afrondt, bijvoorbeeld vanwege personele wisselingen of schaalvergrotingsprocessen die even voorrang krijgen boven kwaliteitsbeleid, speelt een rol. Soms heeft men gewoon even andere prioriteiten. Gelukkig kunnen we constateren dat maar weinig organisaties het bijltje er definitief bij neergooien. Veel vaker zien we dat ze later een ‘doorstart’ maken en het certificeringstraject opnieuw oppakken.’
GGD-protocol
Op dit moment zullen echter weinig organisaties dat doen, voorspelt Pollmann. De reden? Onduidelijkheid over het op handen zijnde GGD-protocol. Pollmann: ‘Wanneer in 2004 de WBK in werking treedt, moet de GGD gaan toezien op de kwaliteit van de kinderopvang. Om de kwaliteitsinspecties goed en eenduidig te kunnen uitvoeren, ontwikkelt GGD Nederland daarom, in opdracht van het Ministerie van VWS, een protocol voor kwaliteitstoezicht in de kinderopvang. Dit protocol zal wettelijk worden vastgelegd. Een aantal kinderopvangorganisaties stelt zich de vraag wat de waarde van dit protocol zal zijn en hoe het zich verhoudt tot de HKZ-normen. Gecertificeerde organisaties dreigen geconfronteerd te worden met dubbele toetsingen en nog meer eisen dan het aantal waaraan ze in het kader van de certificeringsschema moeten voldoen. Veel organisaties zijn bang overspoeld te worden door allerlei instanties die zich met een deelaspect van de kwaliteitszorg bezighouden: GGD, Arbodiensten, Bouwcommissies, Brandweer en noem maar op. Deze angst lijkt ons terecht. Vandaar dat Klein Kapitaal in overleg is met de GGD en andere toezichthouders. Naar analogie van andere branches, waar kwaliteitssystemen vaak al eerder van de grond zijn gekomen, stellen we voor om alle soorten van toezicht en kwaliteitscontrole te integreren in het bestaande kwaliteitssysteem. Eén certificerende instantie zou dan alle kwaliteitsaspecten van de organisatie moeten kunnen controleren. Als dat bij andere bedrijfstakken mogelijk is, waarom niet in de kinderopvang? Hopelijk kan zo worden voorkomen dat toezicht verwordt tot bureaucratische rompslomp en administratieve ergernissen. Want daar is de kwaliteit van geen enkele organisatie uiteindelijk bij gebaat. Dan wordt het kind met het badwater weggespoeld.’
Gestage voortgang
Wanneer het lukt om met de andere kwaliteitsbewakers tot overeenstemming te komen en er een integrale toetsing is, zal de invoering van kwaliteitssystemen zeker gestaag voortgaan, zo verwacht Pollmann. ‘Het professionaliseringsproces, en daarmee de invoering van kwaliteitssystemen, gaat gewoon door. Zowel kleinere als grotere instellingen zullen werk blijven maken van kwaliteit, al hebben organisaties met minder dan vijftig kindplaatsen daarbij wel vaker externe ondersteuning nodig, bijvoorbeeld in de vorm van procesbegeleiding of coaching van degene die verantwoordelijk is voor kwaliteit.’ Bij de grotere organisaties nemen vooral de directie of het managementteam het voortouw bij de invoering van het kwaliteitssysteem. Verder lukt het de grote organisaties vaker om iemand helemaal vrij te maken voor kwaliteitsbeleid. Desondanks klagen ook de grotere organisaties over de tijdsdruk en de extra hoeveelheid werk die het invoeren van een kwaliteitssysteem met zich meebrengt. Ook de interne afstemming en interne communicatie worden vaak door instellingen als struikelblokken genoemd, net zoals de kosten. Toch vindt de meerderheid van de ondervraagde organisaties het de moeite waard om een eigen kwaliteitssysteem op te zetten, ondanks alle haken en ogen die daaraan verbonden zijn, zo blijkt uit de vierde meting. Het grootste voordeel van een certificeringstraject is dat het duidelijkheid schept in procedures en werkprocessen, zegt meer dan de helft van de ondervraagden. Ook het opnieuw moeten doorlichten van het eigen werk wordt gezien als een pluspunt. De meeste organisaties vinden bovendien dat ook ouders profiteren van het certificeringsproces; het certificaat wordt door de instellingen zelf gezien als een betrouwbaar bewijs van het niveau van dienstverlening. ‘Kortom, voordelen te over,’ zegt Pollmann. ‘Certificeren blijkt gewoon echt de moeite waard te zijn.’
Verschenen in Management Kinderopvang (Reed Business, 2002).