Flexibele installaties in nieuw Erasmus MC
In 2015 moet er op de locatie van het huidige Erasmus MC in Rotterdam een spiksplinternieuw universitair medisch centrum staan, waarin patiëntenzorg, opleidingen en wetenschappelijk onderzoek onderdak krijgen. Om de snelle technologische ontwikkelingen in de medische wetenschap te kunnen bijbenen, dienen de installaties in het gebouw flexibel te zijn.
De voorbereidingen voor de nieuwbouw zijn nog in volle gang: de bouwplaats is gereed gemaakt, de aanbesteding loopt. ‘Toch gingen wij al in 2001 met de opdrachtgever om de tafel om te adviseren over de installaties’, vertelt ir. Toon Braam van RTB Van Heugten/Royal Haskoning ‘We verzorgden tevens een aantal workshops voor de toekomstige gebruikers en EGM architecten om de installatietechnische uitgangspunten voor de nieuwbouw in relatie tot het totale complex vast te leggen. Je hebt immers niet alleen te maken met de gangbare vragen rondom bijvoorbeeld verwarming, koeling en de ICT-infrastructuur, maar ook met speciale eisen met betrekking tot laboratoria, operatiekamers, spoedeisende hulp, intensive care. Daarom is het verstandig om vroeg in het traject na te denken over de ruimte die er voor de installaties gereserveerd moet worden in het ontwerp. Bovendien: zo’n veertig procent van de totale investeringskosten bij nieuwe ziekenhuizen gaat naar de installaties.’
Vlekkenplan
Het ziekenhuis wil zich wat betreft de inrichting van het nieuwe pand niet al te zeer vastleggen. De nieuwbouw bestaat straks uit een toren van dertig verdiepingen; de overige bebouwing varieert tussen de tien en veertien etages. Tegelijk met het ontwerp van het gebouwcasco is het basisprogramma vastgesteld. Dit maakt vooral duidelijk hoe de buitenkant (volumeopbouw, gevel) en de structuur van het gebouw (11 liftkernen met 48 liften, vloeren, hoofdopzet techniek) eruit komen te zien. Een beperkt aantal voorzieningen is ingetekend. Exacte plattegronden zijn er niet. Braam: ‘In plaats daarvan heeft de architect een vlekkenplan gemaakt, waarin alle onderdelen een plek krijgen op het totale complex en in de nieuwbouw. De omvang van de vlekken is afgeleid uit het basisprogramma.’ Ook wordt de gewenste functionele gelaagdheid zichtbaar: het ziekenhuis werkt vanuit een zestal patiëntenthema’s, die zoveel mogelijk worden gesitueerd binnen een herkenbare eenheid. In de eerste fase worden de thema’s Oncologie, Afweer, Stofwisseling & Veroudering, Acute Opvang & Bewegingsapparaat en een deel van de ondersteunende functies (laboratoria, logistieke en facilitaire voorzieningen, huisvesting van de stafdirecties) gerealiseerd.
Dakterrassen
De intensiteit van de patiënten- en bezoekersstromen neemt af, naarmate men hoger in het gebouw komt. Op de begane grond komt de spoedeisende hulp en de logistieke gang voor de distributie van goederen en de technische distributie van warmte en koude. Op de verdiepingen 1 tot en met 6 bevinden zich straks poliklinieken, diagnostiek, IC’s, dagbehandeling en OK’s. De verpleegafdelingen komen hoger (boven de zevende ‘technische’ verdieping) en hebben uitzicht over de stad en op groene dakterrassen die worden aangelegd. ‘Deze voeren het water vertraagd af – dat moet volgens de bouwvoorschriften van de gemeente Rotterdam’, zegt Braam. ‘ Bovendien dragen ze bij aan de “healing environment” die het ziekenhuis nastreeft: een prettige, gezonde en veilige omgeving die het herstel van patiënten bevordert. Om diezelfde reden is er op de verpleegafdelingen gekozen voor eenpersoonskamers en een glazen façadegevel op ongeveer 0,75 meter van de gewone gevel. Patiënten kunnen hun raam openzetten, zonder dat ze vol in de wind zitten. Atria in het gebouw zorgen voor licht, lucht en ruimte in de compacte bebouwing. Een glazen straat van 20 m breed en 15 m hoog verbindt straks de bestaande en nieuwe bebouwing met elkaar.’
Flexibiliteit
Het proces om te komen tot afspraken over de precieze inrichting van alle afdelingen kent een geheel eigen dynamiek. Braam: ‘Gebruikersgroepen hebben inspraak in de keuzes die gemaakt moeten worden. Belangrijke knopen hakken we zo laat mogelijk door. Immers: de technologische ontwikkelingen gaan snel en het heeft weinig zin om te bedenken hoe bijvoorbeeld de spoedeisende hulp eruit moet komen te zien, als we nu al weten dat de gebruikers het over een paar jaar vermoedelijk anders willen.’ Veel ruimtes moeten multifunctioneel gebruikt kunnen worden. Dat maakt flexibiliteit, ook van de installaties, cruciaal. Braam: ‘We werken daarom vanuit het principe van IFD: de installaties moeten Industrieel, Flexibel en Demontabel/Duurzaam zijn. Met onze teams uit Rotterdam, Groningen en Nijmegen hebben we gekeken hoe we flexibiliteit konden realiseren. Uiteraard heeft een aantal technische installaties een vaste plek nodig. Zo wordt bovenop de hoogbouw de stoomvoorziening aangelegd die nodig is voor sterilisatie en bevochtiging. Alle techniek voor de luchtbehandeling is geconcentreerd op de zevende etage. Maar voor de broodnodige flexibiliteit is bijvoorbeeld in de schachten reserveruimte opgenomen en zijn de koeling en elektriciteit “overgedimensioneerd”. Met andere woorden: er wordt meer gebouwd en aangelegd dan nu noodzakelijk is. Maar een ziekenhuis moet vijftig jaar mee. Door het “op de groei” te bouwen, weet je zeker dat het toekomstbestendig is.’
Verschenen in: Stedenbouw (2008).