Kunst van Lezen

Kunst van Lezen: wat is er bereikt?

In 2008 riep het Ministerie van OCW het leesbevorderingsprogramma Kunst van Lezen in het leven. Wat is er in de afgelopen jaren bereikt? vroeg Bibliotheekblad aan een aantal betrokkenen. En hoe gaat het straks verder?

Aanvankelijk kregen Stichting Lezen en de VOB de opdracht Kunst van Lezen te coördineren, later werd het VOB-stokje overgenomen door het SIOB. Algemeen projectleider is Adriaan Langendonk, die bij de uitvoering stevig ondersteund wordt door beleidsmedewerkers van VOB/SIOB en Stichting Lezen. Het programma wordt gefinancierd door het Ministerie van OCW, dat daarvoor een deel van de vernieuwingsgelden en andere middelen vrijmaakte. In totaal ging het in 2008-2011 om negen miljoen euro. Kunst van Lezen moet bijdragen aan een geletterde samenleving en bestaat uit vier programmalijnen. Deze zijn gericht op versterking van de doorlopende leeslijn voor kinderen van 0-18 jaar en sluiten zoveel mogelijk aan bij instellingen voor opvoeding en onderwijs. Voor de jongste lezertjes is er BoekStart, voor kinderen van 4-12 jaar Bibliotheek op de Basisschool, voor de bovenbouw van het basisonderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs een literatuurlijst bij de cultuurhistorische canon. De schil rondom deze drie pijlers wordt gevormd door de leesbevorderingsnetwerken die zijn of worden opgericht. Met alle vier de programmalijnen is eerst geëxperimenteerd, vaak onder begeleiding van een PSO die de ervaringen uit de pilots verwerkte in landelijke overdrachtsdocumenten. Vervolgens zijn de programmalijnen uitgerold – een proces dat nog niet ten einde is.

Rood koffertje
De uitrol van BoekStart verloopt heel voorspoedig: onlangs ging de vijfhonderdste BoekStart-locatie in een bibliotheek van start (in Den Haag). BoekStart is geïnspireerd op het Britse Bookstart, waarmee maar liefst negentig procent van de Britse baby’s wordt bereikt. Uit onderzoek blijkt dat de Bookstartkinderen niet alleen met een voorsprong het lees- en talonderwijs beginnen, maar dat zij deze voorsprong gedurende hun hele schoolloopbaan weten te behouden. Samen in een boekje kijken, plaatjes aanwijzen en benoemen, versjes leren, verhaaltjes vertellen en ernaar luisteren, versterkt bovendien de band tussen ouder en kind. Het Nederlandse BoekStart wil daarom ook alle kinderen en hun ouders intensief met boeken en lezen in aanraking brengen door ze actief te binden aan de plaatselijke bibliotheek. Hoe dat werkt? Alle ouders van pasgeborenen krijgen een brief van de gemeente, waarin ze uitgenodigd worden een rood koffertje met leesmaterialen op te halen bij de plaatselijke bibliotheek. Wanneer ze het koffertje halen wordt de baby automatisch gratis lid van de bibliotheek. Ook het consultatiebureau attendeert ouders op dit koffertje. Hierin vinden de ouders een knisperboekje, een cd met Nederlandse liedjes en versjes, een boekenlegger en een informatiefolder. Daarmee kunnen ouders en baby’s thuis aan de slag.

Scholing
Marijke Bos (Stichting Lezen) en Truuske Sanders (SIOB) zijn de projectleiders voor BoekStart. Zij vertellen dat de bibliotheken erg enthousiast zijn over het project. ‘Ze vinden dat het nieuw elan heeft gegeven en dat een “witte vlek” nu eindelijk goed is ingevuld. Want voorheen hadden veel bibliotheken weinig oog voor de jongste kinderen’, zegt Sanders. Zo’n zeventig procent van alle basisbibliotheken doet inmiddels mee met BoekStart: in totaal gaat het om ongeveer de helft van alle bibliotheekvestigingen. Bibliotheken die instappen, worden eerst goed voorbereid op de verwachte toeloop van ouders met jonge kinderen. Cubiss (dat in het begin de pilot met BoekStart begeleidde) maakte een handleiding en Elly van der Linden van Bureau Leesbevordering & Taalstimulering ontwikkelde een cursus voor medewerkers van PSO’s en grote basisbibliotheken, die vervolgens de medewerkers van lokale bibliotheken trainden. Bos: ‘In die scholing, die een dag duurt, komen aspecten aan de orde als: Hoe verloopt de ontwikkeling van jonge kinderen? Welke boekjes zijn geschikt voor welke leeftijdsfase? Welke boeken, bijvoorbeeld over opvoeding, bied je ouders aan? En, heel praktisch, hoe richt je een BoekStarthoek in? Hoe beantwoord je vragen van ouders? En wie wast de knisperboekjes?’ Soms geven bibliotheekmedewerkers die deze training hebben gevolgd vervolgens weer voorlichting aan pedagogisch medewerkers van kinderdagverblijven en aan medewerkers van het consultatiebureau.

Onderzoek
Naar verwachting heeft BoekStart eind 2011 in totaal zo’n 75.000 baby’s bereikt via de gemeenten en consultatiebureaus. Sanders: ‘We zijn benieuwd of de ouders die het koffertje ophalen vaker terugkomen naar de bibliotheek. En of zij en hun oudere kinderen ook lid worden, want daar lijkt het soms op. We gaan dat nu onderzoeken.’ ‘De bibliotheek dient zich er in elk geval bewust van te zijn dat zij zich moet blijven profileren door het bieden van een ruime, mooie babycollectie en het organiseren van ouderbijeenkomsten’, vult Bos aan. ‘Verder willen we een hoger bereik realiseren door meer landelijke en regionale bekendheid te geven aan BoekStart, maar ook via lokale samenwerking met organisaties die met dezelfde doelgroep werken, zoals centra voor Jeugd en Gezin.’

Ondertussen wordt BoekStart ook al uitgerold richting kinderdagverblijven. ‘Uit onderzoek blijkt dat pedagogisch medewerkers het moeilijk vinden om te bedenken wat je de allerjongsten voorleest. Bovendien hebben ze überhaupt weinig voorleeservaring als ze van de opleiding komen’, zegt Sanders. ‘Daarom zijn we gestart met een pilot voor pedagogisch medewerkers in Noord-Brabant, Gelderland en Groningen waaraan 48 kinderdagverblijven en peuterspeelzalen meedoen. Het project wordt lokaal begeleid door de basisbibliotheek. De betrokken pedagogisch medewerkers leren hoe je een leeshoek inricht, welke boeken geschikt zijn, hoe je de ouders bij het voorlezen betrekt en hoe je een voorleesplan opstelt. Ook krijgen de deelnemende kinderdagverblijven allemaal showkoffertjes. We onderzoeken in hoeverre dit tot meer bibliotheekbezoek leidt.’

Basisprogramma
Vanaf het voorjaar van 2010 wordt er door de Universiteit Leiden ook wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de effecten van BoekStart. Het doel hiervan is testen of het loont om baby’s voor te lezen. Onderzocht wordt of een voorleesinterventie als BoekStart – naast effecten op korte termijn, zoals meer bibliotheekbezoek – ook effecten op lange termijn sorteert. Zo wordt gekeken of de woordenschat van de kindjes toeneemt.
Sanders en Bos hopen dat de positieve effecten die in het buitenland zijn gevonden bij vergelijkbare projecten straks ook in het Nederlandse onderzoek uit de bus komen. ‘Dat zal helpen als we gemeenten ooit wellicht om een hogere bijdrage moeten vragen’, zegt Bos. ‘Per baby betaalt Kunst van Lezen nu tien euro, plus een vestigingsbijdrage van vijfhonderd euro voor de inrichting. En verder het koffertje. Bibliotheken betalen zelf voor de inzet van personeel en voor de aanvullende collectie. Mocht de subsidie van OCW onverhoopt volgend jaar stoppen, dan gaan we op zoek naar mogelijkheden om het project toch te continueren. Misschien kunnen we intensiever samenwerken met boekwinkels en uitgeverijen. Of met welzijnsorganisaties, bekende opvoedingswebsites en bijvoorbeeld het leesbevorderingsproject de VoorleesExpress. Door er samen de schouders onder te zetten, hopen we uiteindelijk te bereiken dat BoekStart een basisprogramma wordt voor alle ouders en kinderen.’

Bibliotheek op de Basisschool
De tweede pijler van Kunst van Lezen is Bibliotheek op de Basisschool. Oorspronkelijk richtte het project zich op taalachterstandsscholen. ‘In het eerste jaar deden er 7 bibliotheken mee en 34 taalachterstandsscholen, in de tweede tranche 5 bibliotheken en 29 scholen’, zegt coördinator Lea Kessels. ‘Bij de derde tranche is losgelaten dat alleen taalachterstandsscholen mee mochten doen en konden bibliotheken zelf scholen aandragen die zich willen inzetten voor leesbevordering. In die derde tranche doen 5 PSO’s – samen 23 bibliotheken – en 71 scholen mee. En nu, in de laatste tranche, komen er naar verwachting nog 2 PSO’s, met samen zo’n 7 bibliotheken, en 25 scholen bij.’ Het project Bibliotheek op de Basisschool heeft tot doel schoolbibliotheken-nieuwe-stijl te realiseren. Het gaat hierbij om schoolbibliotheken met een actuele en gevarieerde collectie, waarbij een professionele bibliotheekmedewerker vanuit de openbare bibliotheek is betrokken (een zogenaamde leesconsulent). De bibliotheek helpt bij het collectioneren, presenteren en bij het opstellen van een schoolleesplan, waarin de school haar doelstellingen op leesbevorderingsbeleid uiteenzet. De leesconsulent is wekelijks zo’n vier uur op school om te helpen bij het bedenken en uitvoeren van leesbevorderingsactiviteiten en om het reilen en zeilen van de schoolbibliotheek te begeleiden. Een of twee leerkrachten binnen de school worden bovendien opgeleid tot leescoördinator: zij volgen daartoe de cursus Open Boek die is ontwikkeld door Jos Walta van kinderboekenwinkel De Boekenberg in Eindhoven. De schoolbibliotheek is geborgd in het beleid van de school en bibliotheek. ‘In het land zijn inmiddels al vele mooie voorbeelden van geslaagde schoolbibliotheken-nieuwe-stijl te vinden’, zegt Kessels. ‘Bijvoorbeeld de Brede School Bibliotheek Hoorn, die gedraaid wordt door de leerlingen die zijn getraind door de bibliotheek. Of bij BibliOosterschelde, waar de bibliotheek een medewerker heeft aangesteld die afkomstig is uit het onderwijs om de deelnemende scholen te begeleiden. Een goede zet, omdat deze persoon over de juiste kennis en pedagogische en didactische vaardigheden bleek te beschikken om te kunnen aansluiten bij de school.’ Langendonk: ‘Kunst van Lezen heeft geconstateerd dat veel bibliotheekmedewerkers kennis over educatieve, didactische en pedagogische processen binnen het onderwijs ontberen. Daarom zijn er cursussen op mbo-plus en hbo-niveau ontwikkeld én al een aantal keren gehouden. Deskundigheidsbevordering initiëren en uitvoeren is belangrijk voor het onderbouwen van dit programma.’

SchoolBIEB
Een gemeente die al veel ervaring heeft opgedaan met bibliotheken in de basisschool is Den Bosch. Daar worden in de periode 2011–2014 vier van de zes bibliotheekvestigingen gesloten. In plaats daarvan komen er SchoolBIEBS in alle 43 basisscholen, buurtBIEBS in 7 Brede Bossche Scholen (deze schoolbibliotheken zijn ook toegankelijk voor wijkbewoners), twee stadsBIEBS (een in het centrum van ’s-Hertogenbosch en een in Rosmalen) en een webBIEB (de digitale bibliotheek). ‘We dachten al na over SchoolBiebs, toen we hoorden dat Kunst van Lezen met iets vergelijkbaars bezig was’, zegt bibliotheekdirecteur Hans Derks. ‘Sindsdien trekken we samen op.’ De gemeente investeert eenmalig 1,7 miljoen in het project. De scholen betalen een eigen bijdrage van € 8,65 per leerling. Dat geld is nodig om de collectie up-to-date te kunnen houden. ‘Per leerling krijgt iedere school vijf boeken in de SchoolBIEB en twee boeken per leerling in de roulerende achtergrondcollectie’, vertelt Derks. ‘Dat is toch prachtig?’, verzucht Titus Hoedemaker, bestuurder van Ato Scholenkring, een van de vijf scholenkoepels in Den Bosch. ‘Ik had dan ook oprecht de verwachting dat de schooldirecteuren zonder uitzondering laaiend enthousiast zouden zijn voor het plan. En velen waren inderdaad dolblij dat ze hun collectie boeken uit de jaren 70 en 80 eindelijk konden vervangen. Maar enkelen stonden niet echt te springen. Die hadden in hun schoolgebouw geen ruimte om de collectie te plaatsen of vonden de eigen bijdrage te hoog. Voor deze “mopperkonten” hebben we een sessie belegd op pilotschool De Springplank. Toen ze daar met eigen ogen konden zien wat de SchoolBIEB voor de kinderen betekent, gingen ook zij overstag.’ Derks: ‘In de praktijk blijkt het dan toch te lukken om de bibliotheek te plaatsen, al is het maar in de koffiekamer of op de gang.’ Aukje Frederiks is leesconsulent in Den Bosch en heeft zeven basisscholen onder haar hoede. ‘Op sommige was er aanvankelijk weerstand’, herinnert zij zich. ‘Ik heb die eerste maanden veel overleg gevoerd met schooldirecties over praktische zaken: de ruimte, de aanleg van netwerkkabels, het aansturen van vrijwilligers die de boeken terugzetten. Inmiddels draaien de SchoolBIEBs echter allemaal naar tevredenheid en ben ik inhoudelijker bezig. Ik ondersteun de leescoördinator dan bijvoorbeeld bij het opzetten en uitvoeren van een voorleeswedstrijd.’ Marleen van der Heijden (leerkracht en leescoördinator van basisschool ’t Schrijverke): ‘We zijn heel blij met de SchoolBIEB en de ondersteuning door de leesconsulent. Ook de kinderen zijn razend enthousiast; je ziet het aan de twinkeling in hun ogen. Ze zijn heel zuinig op wat ze lenen. De kinderen praten ook met elkaar over boeken die ze mooi vonden. Door die “reclame” stimuleren ze elkaar om nog meer te lezen.’ Hoedemaker verwacht dat de SchoolBIEB er uiteindelijk toe leidt dat de leesprestaties van de kinderen verbeteren. En daarmee hun Cito-scores. Ook wethouder Rodney Weterings hoopt dit. Hij wil zeker vijftien tot twintig jaar doorgaan met het concept: ‘Als je het duurzaam inzet, kun je maximaal de vruchten plukken van begeleide leesbevordering. Goed kunnen lezen is de sleutel tot ontwikkeling en betere prestaties in het basisonderwijs. En daardoor tot meer mogelijkheden in het vervolgonderwijs en in de samenleving. Goed kunnen lezen leidt daardoor ook tot meer eigenwaarde en zelfbewustzijn. Daarvan zijn we ons in Den Bosch zeer bewust: alle politieke partijen steunen de Bossche SchoolBIEB. De eerste resultaten van het project zijn ontluisterend goed, zo blijkt uit de monitors. We hopen en verwachten dan ook voorlopig op deze weg door te gaan.’

Metingen
Bibliotheek op de Basisschool heeft al mooie cijfers opgeleverd: in de eerste tranche groeide het aantal jeugdleden bij de deelnemende bibliotheken met gemiddeld 65 procent en het aantal uitleningen met 115 procent. Kessels: ‘De bibliotheek helpt de school met het invoeren van een uitleen- en leesvolgsysteem. Bovendien worden alle leerlingen, en soms ook leerkrachten, lid van de bibliotheek. Om traceerbaar te zijn, moeten er codes worden ingevoerd in de ledenadministratie van Vubis of Bicat. Alleen zo kun je het aantal uitleningen meten en daarmee op schoolniveau, groepsniveau en individueel niveau volgen wat de schoolbibliotheek oplevert. Het aantal uitleningen zegt iets over de leesmotivatie van kinderen en uiteindelijk wellicht ook over hun leesprestaties. Scholen vinden het overigens best lastig om dit soort zaken te registreren. Er zijn nogal wat technische en organisatorische valkuilen.’ In de derde tranche van het project wordt er ook een zogenaamde leesattitudetoets afgenomen door Cubiss. In december 2010 maakten leerlingen van de groepen 5 en 7 op bijna honderd scholen verspreid over het hele land deze toets. De leesattitudetoets geeft antwoord op vragen als: Gaan kinderen echt meer lezen? Vinden ze lezen leuker als de bibliotheek zorgt dat er een goede actuele collectie op school komt? En zullen ze sneller een boek pakken als er in de klas meer aandacht voor vrij lezen is? Eind 2011 wordt de toets opnieuw afgenomen onder dezelfde leerlingen. ‘De vraag is dan natuurlijk of de kinderen meer zijn gaan lezen en meer plezier ervaren’, zegt Kessels. ‘En… of dat te zien is aan de prestaties van de leerlingen. De resultaten van de toets en de uitleencijfers leggen we daarom naast de Cito-sores.’ Het instrument wordt nog verfijnd door Thomas van Dalen (management consultant in de cultuursector), Lea Kessels en Kees Broekhof van onderzoeks- en adviesbureau Sardes en zal in het najaar van 2011 aan de bibliotheken worden aangeboden. Deze monitor omvat dan niet alleen een leesattitudetest voor kinderen, maar ook een vragenlijst voor leerkrachten en eentje (over beleid) voor de leesconsulent en leescoördinator. Op grond van de resultaten van deze monitor, de uitleengegevens en de Cito-scores kan de leesbevorderingaanpak eventueel worden bijgesteld. ‘Scholen moeten tegenwoordig opbrengstgericht werken’, vertelt Kessels. ‘Zij gebruiken de uitslagen van toetsen om hun aanpak te evalueren en bij te stellen met het doel leerlingen beter te laten presteren. Dit instrument sluit daar naadloos bij aan.’

Canon
Het derde onderdeel van Kunst van Lezen heeft te maken met de door de commissie-Van Oostrom ontwikkelde cultuurhistorische canon, die vanaf september 2010 is opgenomen in de kerndoelen van het basisonderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs. De canon bestaat uit vijftig vensters die betrekking hebben op het verleden: belangrijke personen, creaties en gebeurtenissen die samen laten zien hoe Nederland zich heeft ontwikkeld tot het land waarin we nu leven. De organisatie Entoen.nu is verantwoordelijk voor de implementatie van de vijftig vensters in het onderwijs. Kunst van Lezen zorgde voor een lijst van geschikte boeken over ieder tijdperk. In totaal gaat het om zo’n 350 titels, die door leesbevorderingsexpert Wilma van der Pennen in een brochure zijn beschreven en door bibliotheken en PSO’s kunnen worden besteld. Deze titels zijn via Entoen.nu gelinkt aan titelinformatie in Leesplein.nl. ‘Leerkrachten van de hoogste groepen van het basisonderwijs en de laagste klassen van het voortgezet onderwijs kunnen de boeken in hun lessen gebruiken’, zegt projectleider Liselotte Dessauvagie. ‘Om de scholen te attenderen op deze mogelijkheid zijn er 40.000 brochures verspreid in het primair onderwijs. Ook hebben we vorig jaar een voorleeswedstrijd georganiseerd. Docenten lazen toen voor uit boeken van de canonlijst. Dit jaar organiseren we een vergelijkbare wedstrijd, maar nu voor pabo-studenten. Bijna alle pabo’s doen mee. Verder participeert Kunst van Lezen dit najaar voor de tweede maal in de Canonkaravaan van Entoen.nu, een inspirerende studiedag voor leerkrachten. Daarnaast gaan we dit project uitdrukkelijk onder de aandacht brengen van de basisscholen die meedoen met Bibliotheek op de Basisschool. Ook gaat het bekende Leesprogramma, een activiteit die de bibliotheken jaarlijks aanbieden aan de scholen, in 2012 over de canon. En deze zomer komt er een uitgebreide titellijst van canonboeken voor leerlingen van 15+, in samenwerking met Literatuurplein. Tot slot onderzoekt een studente momenteel wat er met de collecties is gedaan die zijn besteld door de PSO’s en bibliotheken. Kortom: we timmeren hard aan de weg.’

Lokale netwerken
Dessauvagie wijst erop dat het belangrijk is om rondom de cultuurhistorische canon een netwerk van scholen en bibliotheken te creëren of deel te nemen aan bestaande (lokale) netwerken. Ook de andere projectleiders benadrukken het belang van netwerken. Langendonk: ‘Wil een leesbevorderingsproject een succes worden, dan is een aanpak waarbij alle relevante partijen betrokken zijn cruciaal. Die partijen kun je bij elkaar brengen in een netwerk, waarvan de lokale bibliotheek idealiter spil en aanvoerder is. Maar ook bovenlokale samenwerking is essentieel, bijvoorbeeld via de verschillende landelijke organisaties, zoals SIOB en Stichting Lezen. Zij voeden de lokale netwerken.’ In 2009/2010 werd er in Noord-Brabant, Flevoland, Limburg en Zeeland geëxperimenteerd met de vorming van en het aansluiten bij lokale netwerken. ‘De deelnemende bibliotheken en betrokken PSO’s hebben zich ingespannen om potentiële samenwerkingspartners te enthousiasmeren voor een gezamenlijke aanpak van leesbevordering’, vertelt provinciaal projectleider José Peijen van Cubiss. ‘In Noord-Brabant waren bibliotheek De Lage Beemden, bibliotheek ’s-Hertogenbosch en Bibliotheek Helmond-Peel betrokken bij de pilot. Voor de pilotbibliotheken ontwikkelde Cubiss een Quickscan Potentiële Netwerkpartners Lokaal Leesbevorderingsnetwerk en een netwerktraining, die nu in opdracht van Kunst van Lezen landelijk wordt ingezet. Deelnemers aan deze training krijgen kennis, tools en vaardigheden aangereikt om de bibliotheek zowel binnen de eigen organisatie als binnen het lokale netwerk te positioneren als een professionele en onmisbare organisatie op het gebied van leesbevordering.’ De Brabantse inspanningen leidden er onder meer toe dat Helmond-Peel en Lage Beemden aansluiting vonden bij het VVE-overleg van hun gemeenten. Verder ontdekten de deelnemende bibliotheken dat een concreet project, zoals Open Boek, een goede start kan zijn voor een leesbevorderingsnetwerk. Peijen: ‘Je hebt dan meteen de beoogde deelnemers aan zo’n netwerk bij elkaar.’ De inhoudelijke invulling en de financiering van netwerkbijeenkomsten bleken nog aandachtspunten: ‘We hebben geleerd dat het helpt om externe deskundigen uit te nodigen om te spreken over onderwerpen als taal, lezen en leesbevordering. Dat geeft een verdieping aan de netwerkbijeenkomsten’, zegt Peijen. ‘Wat de financiering betreft valt het te overwegen dat de bibliotheek de kosten voor externe sprekers vergoedt en de partners de overige kosten.’

Het begint met visie
De proefprojecten rondom netwerkvorming werden in opdracht van Kunst van Lezen begeleid door Marie-Anne Raaijmakers en Stieneke Eising. ‘Het doel van de netwerken is leesbevordering structureel te borgen in het beleid van alle instellingen die ermee te maken hebben. Dat begint met het ontwikkelen van een visie’, zegt Raaijmakers. ‘Als het strategisch niveau de visie heeft vastgesteld, wordt deze vervolgens in samenspraak met het beleidsmatige en uitvoerende niveau uitgewerkt en uitgedragen. Als je van leesbevordering een structureel succes wilt maken, is het van belang dat de bibliotheekdirecteur het voortouw neemt. Deze overlegt met het schoolbestuur en met de gemeente. Hij neemt het initiatief om partijen te binden aan leesbevordering door dit prominent op de agenda te zetten bij beleidsoverleggen, zoals de Lokale Educatieve Agenda. Als je dat voor elkaar wilt krijgen, moet je het politieke spel goed beheersen! Op  beleidsmatig niveau overlegt de onderwijsspecialist van de bibliotheek bijvoorbeeld met de schooldirectie en het team. En tot slot is het van belang dat ook het netwerk op het uitvoerend niveau goed functioneert. Je kunt hierbij denken aan bijvoorbeeld het overleg van de leesconsulent met de leescoördinatoren. Kortom: het is van belang dat alle drie de niveaus bekend zijn met de visie, deze unaniem uitdragen en hun verantwoordelijkheid pakken. En dat mensen binnen de organisatie afspreken wie wanneer welk podium kiest. Een directeur moet bijvoorbeeld weten waarmee de domeinspecialisten bezig zijn, zodat hij een wethouder kan aanschieten over een van hun projecten als dat opportuun is. Het interne netwerk – het netwerk binnen een organisatie –  is daarom essentieel en kan  alle drie de niveaus versterken. En dat komt de leesbevordering ten goede.’

Hoe verder?
De subsidie van OCW voor Kunst van Lezen was toegezegd tot en met 2011. Of er in 2012 opnieuw een bedrag beschikbaar wordt gesteld, wordt voor de zomer van 2011 duidelijk. Gerlien van Dalen, directeur van Stichting Lezen, is hoopvol gestemd: ‘Kunst van Lezen is belangrijk geweest voor de bewustwording op alle niveaus. Er is al een goede basis gelegd om leesbevordering beter te verankeren. Ook kunnen we steeds beter aantonen dat leesbevordering echt ten goede komt aan de ontwikkeling van kinderen. Het zou daarom mooi zijn als we het programma de komende jaren verder kunnen uitbouwen.’ Chris Groeneveld, programmamanager Maatschappelijke Verankering a.i. bij het SIOB: ‘Het project is onder goed gesternte geboren en nog steeds zijn de tekenen positief. Want ook het huidige kabinet vindt het verhogen van de lees- en leeropbrengsten heel belangrijk.’ Langendonk: ‘Kunst van Lezen is ervoor om de infrastructuur goed neer te zetten: cursussen, opleidingen, netwerken, materialen. Het gaat heel erg over overdraagbare zaken. We zijn goed op weg met de verankering van de vier pijlers, maar de diverse bouwstenen moeten nog iets beter op elkaar worden afgestemd. De gesprekken met het Ministerie hierover lopen nog.’ Jan Plooij, manager projectontwikkeling bij Cubiss: ‘Een continuering van het project zou mooi zijn en nieuwe Rijkssubsidie zeer welkom. Maar het meest ideaal voor dit soort projecten zou het zijn als in een nieuwe Cultuurwet werd vastgelegd dat educatie niet alleen op landelijk niveau, maar ook op provinciaal en gemeentelijke niveau moeten worden gekoppeld aan een minimumbedrag per inwoner. Overigens: ook nu al leveren gemeenten, scholen en soms ook provincies een financiële bijdrage aan het project. Zo is de uitrol van BoekStart in Noord-Brabant betaald uit de provinciale netwerkgelden.’ Mocht OCW onverhoopt toch de subsidiekraan dichtdraaien of het jaarlijkse bedrag verminderen, dan hebben de projectleiders van de vier programmalijnen desondanks alle vertrouwen in de voortgang van Kunst van Lezen. Bos (BoekStart): ‘De grootste investeringen zijn gedaan: de deskundigheidsbevordering van bibliotheekmedewerkers en het aanschaffen van babycollecties. De enige blijvende grote kostenpost is het BoekStartkoffertje. Maar wellicht willen gemeenten daar wel aan meebetalen.’ Ook Kessels ziet de toekomst zonnig tegemoet: ‘Dankzij Bibliotheek op de Basisschool weten bibliotheken en scholen elkaar steeds beter te vinden. Als de subsidie voor Kunst van Lezen wegvalt, kunnen beide partijen samen op zoek gaan naar financiële middelen. Ik heb goede hoop dat ze daarin zullen slagen.’ Dessauvagie: ‘Scholen die met de literatuurlijst van de cultuurhistorische canon aan de slag gaan, slaan twee vliegen in één klap: ze besteden niet alleen aandacht aan de verplichte canon, maar doen ook direct aan leesbevordering. Zonder dat dit ze extra tijd kost. Ik vermoed daarom dat scholen hier hoe dan ook meer verder willen gaan.’ Raaijmakers: ‘Als je mensen, ook potentiële subsidieverstrekkers, wilt overtuigen van je plannen, heb je een goed verhaal nodig, dat je keer op keer vertelt. Kunst van Lezen is zo’n verhaal.’

Meer weten? Kunst van Lezen heeft vijf informatieve brochures uitgebracht. Deze zijn in mei toegestuurd aan alle bibliotheken en kunnen worden gedownload via: www.kunstvanlezen.nl. Verschenen in: Bibliotheekblad (NBD/Biblion; 2011).

Dit artikel is 2971 keer bekeken