Bedrijfsfitness

”Dankzij mijn werkgever houd ik m’n conditie op peil”

Donderdagmiddag vier uur. Fitnessmedewerker Chris Brands doet het licht van de bedrijfsfitnessruimte van ING-bank Amsterdamse Poort aan. Ook zet hij alvast een opzwepend muziekje op, in afwachting van de eerste sporters. Die druppelen kort na vieren één voor één binnen, hun persoonlijke trainingsschema onder de arm. Klaar om zich onder deskundige begeleiding in het zweet te werken op de fiets, loopband of het roeiapparaat.

En zweten doet Jan Doppers (37). Na een minuut of twintig stevig doorspurten, zit de slanke audit-manager al druipend op zijn fiets. Nog allerminst bereid de handdoek in de ring te gooien. “Mijn doel is om minimaal twee maal per week drie kwartier tot een uur te sporten”, vertelt hij. “Daar komt het echter te weinig van. Ik heb een veeleisende baan, waarvoor ik vaak in het buitenland zit, en een gezin met vier kinderen. Door de drukte die dat allemaal met zich meebrengt, schiet het sporten er nog wel eens bij in. Gelukkig biedt mijn werkgever mij de gelegenheid om vóór of na het werk hier in het bedrijfspand te trainen. Daardoor kan ik mijn conditie toch nog enigszins op peil houden. Maar ik kom ook voor het sfeertje. Inmiddels fitness ik hier alweer tien jaar, waardoor ik veel mensen ken. En samen trainen is nou eenmaal leuker dan alleen.” Leuk zou Ellen Baars (56), medewerker Processing en liefhebber van de tennissport, bedrijfsfitness echter niet willen noemen. “Ik kom hier niet voor de gezelligheid, maar om er beter van te worden”, zegt zij eerlijk. “Een tijdje terug kreeg ik last van mijn arm, schouder en nek. De bedrijfsarts indiceerde mij voor de revalidatiefitness en zodoende kwam ik hier terecht. Onder begeleiding van een fysiotherapeut werk ik nu aan een betere houding. Tweemaal per week zit ik aan het roeiapparaat, doe ik diverse grondoefeningen en werk ik aan mijn back- en forehand met behulp van een speciaal tilapparaat. Maar als mijn klachten straks over zijn, zoek ik toch een sportschool in mijn eigen buurt. Ik woon tamelijk ver weg van mijn werk en vind het vervelend dat ik vanwege het fitnessen nu telkens zo laat thuis ben.”

Wachtlijst
Het geval van Ellen staat niet op zichzelf. “Heel wat medewerkers die met een medische indicatie bij ons komen, haken af zodra hun klachten verdwijnen”, vertelt trainer Chris Brands. “Ze stoppen helemaal met trainen of zoeken een sportschool dichtbij huis. Veel mensen blijven echter ook gewoon komen. Waarom? Bijvoorbeeld omdat de fitnesstijden aansluiten aan bij hun werktijden –  de trainingen worden vooral vóór en ná het werk en tijdens de lunchpauzes verzorgd. Of vanwege de deskundige en individuele begeleiding die onze twee fysiotherapeuten en vier fitnessmedewerkers geven. Ook het feit dat medewerkers hier minder betalen dan in het reguliere circuit, kan een reden zijn om te blijven hangen. Daardoor ontstaat er echter wel een wachtlijst, al is die momenteel kleiner dan een aantal jaar geleden. In de loop der tijd is onze capaciteit namelijk uitgebreid. Momenteel hebben we 4.5 fte, op een verzorgingsgebied van 7000 ING-medewerkers. Niet alleen de medewerkers van ING Amsterdamse Poort kunnen hier terecht; ook bankmedewerkers van omliggende vestigingen zijn welkom. Helaas is 4,5 fte echter nog steeds te weinig om alle gegadigden te kunnen begeleiden. Daarom krijgen mensen met een medische indicatie voorrang op het personeel dat gewoon wil komen sporten.”

Gezond bewegen
Zo’n medische indicatie wordt verstrekt door de bedrijfsarts, bedrijfsmaatschappelijk werker of arboadviseur aan medewerkers met diverse soorten klachten, vertelt Ton van Eijndhoven, Hoofd van de Arbodienst, “De enige overeenkomst tussen hen is dat de meesten zittend werk doen. Veelvoorkomende klachten zijn derhalve klachten die te maken hebben met het houdings- en bewegingsapparaat. Maar ook fybromyalgie, ME, rugpijnen, overspannenheid, diabetes en hartklachten komen voor.” Brands: “Het primaire doel van bedrijfsfitness is altijd de gezondheid van de medewerker te verbeteren en gezondheidsklachten te voorkomen of te verminderen door middel van verantwoorde bewegingsprogramma’s. Het herstel van het evenwicht tussen belastbaarheid en belasting staat daarbij centraal. Voorafgaand aan de deelname aan bedrijfsfitness worden daarom testen afgenomen om inzicht te krijgen in de lichamelijke gesteldheid van de medewerker. Vervolgens wordt een trainingsprogramma op maat opgesteld. Na een bepaalde periode getraind te hebben, herhalen we de testen, zodat de medewerker zicht krijgt op zijn of haar eigen progressie. Overigens: mensen die willen werken aan een mooi uiterlijk of streven naar enorme biceps, zijn hier aan het verkeerde adres. Wij willen de algehele gezondheid verbeteren en trainen daarom het hele lichaam op lenigheid, coördinatie, snelheid, uithoudingsvermogen en – in mindere mate – kracht. Daarom hebben we met name cardioapparatuur in huis en nauwelijks krachtapparatuur. Ook tv’s of een bar – zo kenmerkend voor een gewone sportschool – zul je hier niet vinden. Dat is een hele bewuste keuze. Wij geloven dat dit soort extraatjes maar afleiden van waar het eigenlijk om draait: het bewegen en wat de sporter daarbij voelt. Daarom is de inrichting van de ruimte vooral functioneel. Dat de uitstraling van de bedrijfsfitness daardoor allesbehalve sexy is, zullen sommige ING-medewerkers ongetwijfeld jammer vinden. Het zij zo.”

Risicodrager
Toch was bedrijfsfitness ooit wel sexy. Sterker, bedrijfsfitness was een waar statussymbool voor ING. Van Eijndhoven: “Het medische verhaal was in eerste instantie helemaal niet aan de orde, toen ING in 1989 met bedrijfsfitness begon. Het ging vooral om de uitstraling van de fitness: daarmee kon je je onderscheiden van anderen. Pas in 1991 kreeg het een medisch tintje. Toen werd de bank namelijk medisch risicodrager voor de Ziektewet. Met andere woorden: het wegens ziekte uitvallen van medewerkers ging geld kosten. Vanaf dat moment is ING bewuster gaan zoeken naar manieren om het ziekteverzuim terug te brengen. Natuurlijk werd daarbij in eerste instantie gedacht aan algemene maatregelen, zoals bijvoorbeeld meer managementaandacht voor de medewerkers. Maar ook bedrijfsfitness werd ineens gezien als een middel om het verzuim terug te brengen. Het zou immers de gezondheid van de medewerkers kunnen bevorderen.” Brands: “Amerikaans en Canadees onderzoek had het positieve effect van bewegen op het ziekteverzuim al vrij overtuigend aangetoond. Zo was onder meer duidelijk dat bewegen mensen in staat stelt om beter om te gaan met psychische spanning. De hypothese was derhalve dat meer bewegen medewerkers fysiek en psychisch gezonder maakt, waardoor ze minder uitvallen. Om die hypothese te toetsen, is ING in 1991 ook met het bewegen op medische indicatie gestart. Twee jaar later, in 1993, zijn vervolgens de effecten van de bedrijfsfitness voor medewerkers met een medische indicatie onderzocht.” Van Eijndhoven: “Uit dat onderzoek kwam naar voren dat de significante ziekteverzuimafname heel hoog was. Het ging op jaarbasis om een afname van 27 kalenderdagen verzuim per deelnemer! Uit ander Nederlands onderzoek blijkt overigens dat ook gezonde medewerkers die aan bedrijfsfitness doen, drie werkdagen minder per jaar verzuimen. Dat betekent voor de bank natuurlijk een forse besparing op de ziektekosten. Al moet je daarbij enige kanttekeningen plaatsen. In het onderzoek is alleen gekeken naar de kosten voor verzuim. Die nemen inderdaad af, omdat er minder loon doorbetaald hoeft te worden aan thuiszittende werknemers. Bovendien was in ons geval de besparing die daarmee werd bereikt groter dan de kosten van de bedrijfsfitness. Maar andere extra kosten, bijvoorbeeld voor het aanstellen en later weer laten afvloeien van vervangingspersoneel, zijn niet in de berekening meegenomen. Daardoor is moeilijk aan te geven wat bedrijfsfitness nou uiteindelijk aan reële besparingen oplevert voor de organisatie. Ook is onduidelijk of het afgenomen ziekteverzuim alleen te danken is aan de fitness, of dat er ook andere factoren in het spel zijn geweest.”

Overtuiging
Hoe dan ook: sinds 1993 heeft bedrijfsfitness als zodanig nooit meer echt ter discussie gestaan bij ING. Tegelijkertijd heeft het ook geen hoge prioriteit binnen de organisatie. “Vergelijk het maar met het vak gymnastiek op school: dat bungelde ook onder aan de rangorde”, zegt Van Eijndhoven. “Hier is het net zo. Om een voorbeeld te geven: als wij de IT-afdeling vragen ons computerprogramma te verbeteren, krijgt ons verzoek normaalgesproken geen voorrang. Dat is jammer, maar ook begrijpelijk. Bedrijfsfitness behoort nou eenmaal niet tot de core-business van de bank.” Desondanks kregen steeds meer locaties van ING in de loop der jaren bedrijfsfitness. Bovendien werd de fitness bij de vestiging Amsterdamse Poort in 1997 uitgebreid met een afdeling Fysiotherapie. Mariëtte Boekhoff, Hoofd Bedrijfsfitness en Fysiotherapie: “Mensen met gezondheidsproblemen kunnen intern naar Fysiotherapie worden doorverwezen. Daar krijgen ze maximaal drie behandelingen. Zwaardere gevallen worden doorgestuurd naar externe fysiotherapeuten of naar andere specialisten. Lichtere gevallen krijgen oefeningen mee voor thuis of gaan naar het fitness- revalidatieprogramma.” En dat werpt vruchten af, zo blijkt uit het enthousiaste relaas van Ellen Baars: “Ik ben nu dertien weken bezig met mijn revalidatieprogramma en mijn klachten zijn enorm afgenomen! De oefeningen die ik heb geleerd werken echt en er wordt goed op me gelet. De begeleiding krijgt van mij een dikke tien!” Boekhoff: “Dat is goed te horen. Het toont ook aan dat we hier in de loop der jaren behoorlijk wat expertise hebben opgebouwd. Allemaal hebben we inmiddels heel wat specialistische cursussen gevolgd, waardoor we medewerkers met de meest uiteenlopende problemen goed kunnen ondersteunen.” Brands: “Op individueel niveau helpt dat enorm; mensen knappen echt op van bedrijfsfitness.” Van Eijndhoven: “Wat de kosten en baten voor de organisatie als geheel zijn, blijft echter moeilijker te zeggen. Voor een deel wordt bedrijfsfitness ook in stand gehouden door overtuiging. ING gelooft dat het werkt en blijft er daarom in investeren. Zij wil een dynamische organisatie zijn, met oog voor haar medewerkers. Bedrijfsfitness past in dat plaatje.”
De  namen van de sporters zijn gefingeerd.

arbo vakblad

Verschenen in: Arbo (Kluwer; 2003).

Dit artikel is 3356 keer bekeken