Kaleidoscoop op kinderdagverblijf De Kolibrie
De voor- en vroegschoolse educatie (VVE) probeert (taal)achterstanden op jonge leeftijd op te heffen en zo de (onderwijs)kansen van kinderen te vergroten. Kinderdagverblijf De Kolibrie in Rotterdam werkt sinds twee jaar in de dreumes- en peutergroepen met het VVE-programma Kaleidoscoop. En is er zeer over te spreken. ‘Dankzij Kaleidoscoop halen we meer uit de kinderen. Ze zijn beter in staat hun gedachten te verwoorden en hun spel is fantasierijker geworden.’
De Kolibrie vangt 38 kinderen op van verschillende nationaliteiten. Van lang niet al deze kinderen is Nederlands de moedertaal. Toch zijn er op De Kolibrie nooit echt problemen met de taalverwerving geweest, vertelt leidster Marja Vonk. ‘De meeste kinderen komen al vanaf dat ze zes weken oud zijn naar de opvang. Velen zijn er bovendien bijna iedere doordeweekse dag. Daardoor pikken ze de Nederlandse taal als vanzelf op. Dat is een groot verschil met de peuterspeelzaal, waar kinderen maar enkele dagdelen komen en ze bovendien al wat ouder zijn. Daar is het veel moeilijker om eventuele taalachterstanden weg te werken. Bij ons valt dat dus wel mee. Toch kregen we een paar jaar terug het gevoel dat er meer in de kinderen – en in ons werk – stak, dan dat wij eruit haalden. We begonnen na te denken over pedagogische vernieuwing en lieten ons voorlichten over diverse VVE-programma’s. Kaleidoscoop sprak ons het meeste aan, vanwege de combinatie van structuur en vrijheid die het programma biedt. Structuur in de dagindeling, maar vrijheid in de keuze van activiteiten die je als leidster binnen de vaste dagindeling doet. Dat geeft je de gelegenheid om aan te sluiten bij de interesses van het kind.’
Dagindeling
De vaste dagindeling van Kaleidoscoop wordt bij De Kolibrie weergegeven door middel van plaatjes, die met wasknijpertjes aan een lijn in de ruimte zijn bevestigd. Met behulp van een pijl geeft de leidster iedere dag opnieuw aan wat de kinderen staat te gebeuren. Dat geeft de kinderen een gevoel van controle en veiligheid. Maandagmorgen bij binnenkomst hangt de pijl op het plaatje ‘welkom’. Vonk verzoekt de kinderen – vandaag zijn er acht van de twaalf kinderen uit haar groep aanwezig – om allemaal aan de grote tafel te komen zitten. Vervolgens begroet ze alle kinderen om de beurt en wordt zij op haar beurt ook door ieder kind begroet: ‘Goedemorgen Marja!’ Als alle kinderen zijn geweest, verschuift het pijltje naar ‘zingen’ (een plaatje van een Dalmatiër met opengesperde bek). Samen met Marja zingen de kinderen: ‘Dag school, hier ben ik weer, ik heb je zoveel te vertellen, laat de schoolbel nu maar bellen, lang luieren kan nu niet meer.’ Dan is er een wijsje over de dagen van de week aan de beurt en vervolgens mogen de kinderen zelf een liedje kiezen en vertellen wat ze in het weekend hebben meegemaakt.
Actief leren
Na het zingen is het tijd om fruit te eten. Ieder kind mag zelf een appel, banaan of mandarijn van de fruitschaal kiezen. Daarna krijgt het een mes om zelf het fruit te snijden. Ook mag het zijn eigen bekertje sap inschenken, eventueel met behulp van de leiding. Vonk: ‘Vroeger beslisten wij wat de kinderen aten en deden. Sinds we met Kaleidoscoop werken, maken de kinderen echter zoveel mogelijk hun eigen keuzes. Kinderen zijn immers veel gemotiveerder om te leren, als ze mogen doen wat ze zelf hebben uitgekozen. Kaleidoscoop richt zich op deze natuurlijke wil om te leren. Het is aan de leidsters om situaties te creëren, waarin ze actief kunnen leren.’ Een actieve leersituatie moet aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo moeten kinderen zelf kunnen bepalen waarmee ze spelen. Ze dienen ook de beschikking te hebben over uiteenlopende interessante materialen. Vonk: ‘Wij kiezen hier voor “open materialen”. Dat zijn materialen, die de kinderen op verschillende manieren kunnen gebruiken, zoals verkleedkleren, potten en pannen, dozen of planken. Met gewone houten planken kunnen kinderen bijvoorbeeld een dierentuin bouwen of een weg voor de auto’s.’ De leidsters proberen de kinderen te ondersteunen in hun spel en nieuw spel uit te lokken. Vonk: ‘We zien vaak dat kinderen altijd op dezelfde manier spelen. Door met ze mee te spelen of door vragen te stellen, proberen wij ze op nieuwe ideeën te brengen. Bijvoorbeeld: als ze voor ons “gekookt” hebben in de Poppenhoek, vragen we om bestek of om bijvoorbeeld ketchup. Dan komen ze soms op het idee om de tafel te dekken. Uit zichzelf bedenken ze dat niet zo snel.’
Vooruitkijken
Nadat de kinderen hun fruit hebben verorberd, komt er een groot dienblad op tafel. Op dit dienblad liggen kaartjes met afbeeldingen van de verschillende ‘hoeken’ van de groepsruimte. Vonk: ‘Kaleidoscoop besteedt veel aandacht aan de inrichting en aankleding van de ruimtes. Deze zijn ingedeeld in hoeken. Wij hebben hier de Knutselhoek, Bouwhoek, Poppenhoek, Leeshoek, Spelletjeshoek, Muziekhoek en Puzzelhoek. Voordat de kinderen mogen gaan spelen, moeten ze eerst bedenken in welke hoek ze aan de slag willen. Ze kiezen dan het bijbehorende kaartje van het dienblad. Of een voorwerp, want om de keuze voor de kleintjes wat concreter te maken, ligt er op ieder kaartje een voorwerp uit de hoek. Zo hoort een potje plaksel bij de Knutselhoek en een autootje bij de Bouwhoek.’ De grote kinderen blijken het vooruitkijken al aardig onder de knie te hebben. Blonde William (3,5 jaar) grijpt meteen de lijm van het dienblad. ‘Ik ga een dinosaurus plakken’, kondigt hij aan. ‘Maar eerst moet Marja nog een dinsosaurus voor mij knippen.’ Kleine Brandon (1,5 jaar) heeft meer moeite met het bepalen van zijn keuze. De voorwerpen hebben wel zijn interesse – hij pakt ze tenminste stuk voor stuk van het dienblad – maar het lukt hem niet zelf een voorwerp te kiezen. Daarom helpt leidster Sandra van Os hem door hem slechts twee voorwerpen aan te bieden. Vonk: ‘Dat doen we vaker bij de kleintjes. Het vergemakkelijkt de keuze.’
Speelwerken en terugkijken
Nadat de kinderen hebben besloten wat ze willen doen, gaan ze een uurtje spelen (‘speelwerken’) in de hoeken. Gedurende de speeltijd wisselen de meeste kinderen meermaals van hoek om wat anders te gaan doen. Vonk: ‘Het lukt ze meestal niet om dat al hun activiteiten van tevoren te bedenken. Een uur is per slot van rekening best lang.’ Na afloop van het spelen, verzamelen alle kinderen zich weer om de tafel om samen met de leidsters terug te kijken op hun spel. Een aantal voorwerpen uit de hoeken is verzameld in een mandje. De kinderen mogen er om de beurt een voorwerp uitnemen om te vertellen hoe ze daarmee gespeeld hebben. Nu blijkt duidelijk het taaluitlokkende effect van Kaleidoscoop. De vragen die de leiding stelt over het spelen, leiden ertoe dat de oudere kinderen hun ervaringen gestructureerd verwoorden. Zo weet Angel (3) te vertellen dat ze eerst een blauwe dinosaurus heeft geplakt voor mama en oma en dat ze zichzelf daarna als draak heeft verkleed. En toen nog als politie, samen met Denzel en William. De jongere kinderen hebben aanzienlijk meer moeite met het terugkijken. Zo haalt Cassius (1,5) alle voorwerpen uit het mandje om ze eens op z’n gemak te bekijken. Daarom verwoordt Van Os voor en met hem wat hij tijdens het spelen heeft gedaan. Het terugkijken is ook bedoeld om de kinderen naar elkaar te laten luisteren. Dat blijkt heel moeilijk; de kinderen onderbreken elkaar voortdurend. Na afloop van het terugkijken, mag het kind dat het beste heeft geluisterd de spullen uit de mand terugleggen in de hoeken. Een geliefd karweitje, zo blijkt. Als Wai Nam de eer te beurt valt om op te ruimen, reageren sommige kinderen diep teleurgesteld. ‘Als jij morgen goed oplet, mag jij morgen ook opruimen’, sust Vonk een huilende peuter.
Sleutelervaringen en kleine kring
Na het terugkijken is het tijd om een boterham te eten. De kinderen kiezen zelf hun beleg en besmeren hun eigen boterhammen. Na afloop van de lunch poetsen zij hun tanden en gaan ze even slapen. En daarna begint het middagprogramma met een koekje en de kleine kring. De groep wordt in tweeën gesplitst en iedere leidster neemt de helft van de groep onder haar hoede. Ze biedt deze een activiteit aan die aansluit bij de interesses van de kinderen en bij de sleutelervaringen van Kaleidoscoop. Dit zijn ervaringen, die een gedetailleerd beeld geven van de handelingen die typerend zijn voor jonge kinderen en de soorten kennis en ervaringen die zij opdoen. De sleutelervaringen zijn ingedeeld in een aantal gebieden: creatieve representatie, initiatief en sociale relaties, taal, beweging, muziek, classificatie (vormen herkennen), seriatie (objecten in een zich herhalend patroon zetten), hoeveelheid, ruimte en tijd. Gezamenlijk bieden de sleutelervaringen een kader om de ontwikkeling van kinderen in kaart te brengen. Vonk: ‘We observeren heel gericht wat de kinderen doen en zeggen. Deze observaties leggen we dagelijks vast in zogenaamde “anekdotes”. Op basis van deze anekdotes plannen we verdere activiteiten voor de kleine kring, zodat alle sleutelervaringen voldoende aan bod komen.’
Registratiesysteem en grote kring
De observaties worden ook vastgelegd in het Kind Observatie Registratiesysteem (KOR), bedoeld om de ontwikkeling van ieder afzonderlijk kind te volgen. Vonk: ‘Dit gebruiken we ook om de ouders te vertellen over de vorderingen van hun kind. Kaleidoscoop hecht namelijk zeer aan de samenwerking met ouders. Minimaal vier maal per jaar organiseren we daarom een ouderavond. Ook geven we om de week een nieuwsbrief mee naar huis.’ Na de kleine kring, is het nog tijd voor de grote kring. Deze is bedoeld om het groepsgevoel te versterken: alle kinderen – soms ook die van andere groepen – doen eraan mee. De leiding bedenkt welke activiteit er in de grote groep wordt gedaan. Vonk: ‘Vaak gaan we bijvoorbeeld dansen of muziek maken met z’n allen.’ Daarna mogen de kinderen nog even naar buiten en dan is de dag alweer voorbij en gaan de kinderen naar huis.
Wat is VVE?
Veel allochtone en autochtone kinderen van laagopgeleide ouders hebben een (taal)achterstand op het moment dat ze op de basisschool binnenkomen. De voor- en vroegschoolse educatie (VVE) probeert dit slechte begin door middel van speciale educatieve programma’s om te zetten in een vliegende start. In Nederland bestaan verschillende VVE-programma’s naast elkaar. De meest gebruikte zijn Piramide (van het CITO), Startblokken (van het Algemeen Pedagogisch Studiecentrum) en Kaleidoscoop (dat ontwikkeld werd door de Stichting Averroès en later is overgenomen door het NIZW). De programma’s hebben met elkaar gemeen dat zij op gestructureerde wijze een (taal)achterstand bij kinderen proberen weg te werken. Daarnaast wordt ook vaak de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen extra gestimuleerd. De VVE-programma’s starten in een voorschoolse voorziening (kinderopvang, peuterspeelzaal) en lopen idealiter door in de eerste groepen van de basisschool, zodat er een doorlopende leerlijn ontstaat. Gemeenten krijgen jaarlijks 110 miljoen euro om de VVE vorm te geven. Zij moeten er onder meer op toezien dat er effectieve VVE-programma’s aangeboden worden en dat kinderen uit de doelgroep daar ook echt gebruik van maken. Ook moeten ze ervoor zorgen dat in 2006 de helft van de kinderen met een achterstand door een VVE-programma wordt bereikt. Voor de daadwerkelijke uitvoering van de VVE-programma’s zijn kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en basisscholen zelf verantwoordelijk. Om de programma’s naar behoren te kunnen uitvoeren, moeten leidsters en leerkrachten vaak (langdurig) worden bijgeschoold.
Effect van VVE?
Buitenlands onderzoek toont aan dat VVE-programma’s soms langdurige positieve effecten op de ontwikkeling van kinderen kunnen hebben. Dit is echter niet altijd het geval. Soms worden er geen positieve resultaten gevonden en het komt ook voor dat de gevolgen uitdoven naarmate de kinderen ouder worden. In hoeverre de Nederlandse programma’s effect sorteren, is op dit moment nog onduidelijk omdat VVE-programma’s pas sinds 2000 op grote schaal worden toegepast. Uit onderzoek van ITS, een instituut voor sociaal-wetenschappelijk onderzoek dat is verbonden aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, bleek afgelopen zomer echter dat het voor de taal- en rekenvaardigheid, de werkhouding, het sociaal gedrag, het zelfvertrouwen en het welbevinden van kinderen uit groep 2, 4 en 6 niet uitmaakt of ze wel of niet hebben deelgenomen aan een VVE-programma. Overigens vonden de onderzoekers het te vroeg om de VVE ten grave te dragen. Zij geloven juist dat er vervolgprogramma’s nodig zijn. Vroege interventie zou op zichzelf niet genoeg zijn om tekorten in de thuisomgeving of moeilijkheden later op school op school op te heffen. Vervolgprogramma’s zouden de effecten van de VVE beter kunnen verankeren. Daarnaast denken Nijmeegse onderzoekers – en met hen vele andere deskundigen – dat het succes van de VVE staat of valt met het gebruikte VVE-programma en de professionaliteit van de uitvoerders. Onderzoeker Geert Driessen: ‘Vaak worden de programma’s niet uitgevoerd zoals ze zijn bedoeld. Zo schrijven programma’s voor dat er minimaal twee leerkrachten of leidsters op een groep aanwezig moeten zijn. Vaak is dat echter niet het geval, waardoor de beoogde resultaten niet worden gehaald.’ Op De Kolibrie zijn wèl twee leidsters per groep aanwezig. Marja Vonk heeft dan ook de stellige indruk dat het programma vruchten afwerpt. ‘Dankzij Kaleidoscoop praten de kinderen beter, gerichter en maken zij langere zinnen. Dat toont niet alleen aan dat ze dankzij Kaleidoscoop beter worden in Nederlands, maar vooral ook dat ze meer gaan nadenken. Taal is immers de vertolking van hun gedachten en die worden dankzij dit programma steeds complexer. Ook zijn de kinderen zelfstandiger geworden; ze komen beter voor zichzelf op en proberen vaker zelf conflicten op te lossen. Bovendien is hun spel veel fantasievoller en creatiever geworden. Kortom: ik zou ieder kindercentrum zo’n programma aanraden.’
Meer weten?
www.onderwijsachterstanden.nl
www.ontwikkelingsstimulering.nl
www.kaleidoscoop.org
www.cito.nl
www.aps.nl
Bronnen:
Hoogedoorn, Roos en Japke Schonewille, Kaleidoscoop in kinderdagverblijven. Een integrale aanpak voor jonge kinderen (Amsterdam 2002).
Kloprogge, Jo, Feiten en cijfers. Stand van zaken in de voor- en vroegschoolse educatie (september 2003).
Verschenen in: Kiddo (SWP Uitgeverij; 2004).