Scholen starten tegenwoordig steeds vaker in groep 1 en 2 al met het taal- en leesonderwijs. Zo’n vroege start zou de uiteindelijke prestaties van kinderen ten goede komen, menen deskundigen. Al betwijfelen sommige ouders dat: ‘Mijn zoon is er nog helemaal niet aan toe.’
Frank, de zoon van Marian Carmel, is vijf jaar en zit in groep 2 van basisschool De Aldenhove in Nijmegen. Hij gaat met plezier naar school, maar voor lezen en schrijven toonde hij tot voor kort nauwelijks belangstelling. Carmel: ‘Mijn zoon hield er wel van om voorgelezen te worden, maar verder ging zijn interesse in taal nog niet. Met rijmen, letterherkenning en schrijven had hij niet veel. Dat begint pas sinds kort een beetje te komen. Wat mij betreft vroeg genoeg. Ik vind dat kleuters – zeker de kinderen in groep 1 – nog even kind moeten kunnen zijn. Ik wil niet dat ze al gepusht worden op school. Waarom zouden ze zo jong al taalles moeten krijgen? Laat kleuters toch lekker plakken en kleuren! Er komen al genoeg nieuwe dingen op ze af.’
Waarom al in groep 1?
Toch vinden steeds meer basisscholen dat er meteen al vanaf groep 1 gerichter aan de taalontwikkeling van kinderen moet worden gewerkt. Waarom eigenlijk? Daarvoor zijn verschillende redenen, zo vertelt Margareth van Kleef, projectleider Geletterdheid bij het Expertisecentrum Nederlands (een centrum dat bijdraagt aan verbetering van het taalonderwijs op de basisschool): ‘In het begin van de jaren negentig bleek uit internationaal vergelijkend onderzoek dat het met de leesprestaties van Nederlandse kinderen minder goed gesteld was dan we verwachtten. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap besloot toen dat het taalonderwijs beter moest en vroeg het Expertisecentrum Nederlands te onderzoeken hoe dat kon. Wij kwamen met nieuwe voorstellen om de taalvaardigheid van kinderen op jonge leeftijd vooral gerichter te gaan stimuleren. Deze voorstellen kwamen niet uit de lucht vallen. Uit buitenlands wetenschappelijk onderzoek was al gebleken dat zo’n vroege start later tijdens de schoolcarrière vruchten afwerpt. Bovendien bleek uit de gesprekken met leerkrachten, dat veel kleuters zeer geïnteresseerd zijn in taal. Ze leven tegenwoordig in een informatiemaatschappij en zien overal om zich heen taaluitingen: denk bijvoorbeeld maar eens aan de M van McDonald’s, die door ieder kind herkend wordt. Al heel jong krijgen kinderen het besef dat je met taal – ook geschreven taal – kunt communiceren. Dat maakt ze nieuwsgierig.’
Aansluiten bij leefwereld
Bij die natuurlijke nieuwsgierigheid probeert het Expertisecentrum Nederlands aan te haken. Van Kleef: ‘Wij vinden niet dat scholen meteen in groep 1 moeten starten met gestructureerd taal- en leesonderwijs. Integendeel zelfs. Onderwijs moet zoveel mogelijk aansluiten bij de leefwereld van het kind en het een aantrekkelijke leeromgeving bieden. Naast een belangrijk voertuig voor de ontwikkeling, is taal voor een kind vooral een leuk communicatiemiddel. Daarom moet je kleuters de kans geven om spelenderwijs met taal in de weer te zijn en van elkaar en de juf te leren. Dat kun je als leerkracht doen door bijvoorbeeld veel voor te lezen en samen met de leerlingen over het verhaal te praten. Of door kringgesprekken te houden met kleine groepjes kinderen, zodat iedereen aan bod komt. Ook het zingen van liedjes en het aanleren van versjes vergroten de taalvaardigheid van kinderen. Net zoals het werken met een ABC-muur. Dat is een muur, waarop je naast tekeningen van bijvoorbeeld voorwerpen of dieren ook de bijbehorende woorden plakt. Je ziet dan, dat sommige kinderen die woorden gaan herkennen. Niet alle kinderen zijn echter geïnteresseerd in geschreven letters en woorden. Sommige kinderen negeren ze gewoon. De verschillen in interesse voor taal zijn bij vier- en vijfjarigen best groot.’
Niveaugroepjes
Dat is ook de ervaring van Yvonne Peters, die als leerkracht groep 1 en 2 van De Aldenhove onder haar hoede heeft. ‘Er zijn kleuters die heel veel belangstelling hebben voor boekjes, terwijl anderen liever puzzelen, bouwen, knippen of plakken. Ook zijn sommige kinderen al heel taalvaardig op het moment dat ze de school binnenkomen, terwijl anderen het Nederlands nauwelijks machtig zijn. Als school proberen wij zoveel mogelijk in te spelen op al die verschillende interesses en taalniveaus. Gedifferentieerd onderwijzen, noemen we dat. We hebben de kinderen van groep 1 en 2 in vijf taalniveaugroepjes verdeeld. In deze groepjes werken we aan het vergroten van de woordenschat, het geconcentreerder leren luisteren en het beter leren praten. Drie maal per week op vaste momenten gaan deze groepjes onder begeleiding van een leerkracht een half uurtje met een thema aan de gang. Zo’n thema kan bijvoorbeeld “koken” zijn. De leerkracht speelt dan, dat er een pan soep wordt bereid. De kinderen mogen de ingrediënten in de soep doen, roeren, de soep laten koken, de soep opdienen en naderhand opeten. Spelenderwijs leren ze zo een heleboel nieuwe woorden die met het klaarmaken en eten van de soep te maken hebben. Bij de kinderen uit de laagste twee niveaugroepjes draait het er vooral om, dat ze die woorden eerst passief leren begrijpen en daarna actief gebruiken.In de twee groepjes die erop volgen, wordt via verhalen gewerkt aan de uitbreiding van de woordenschat en het leren volgen en voorspellen van de verhaallijn. In de hoogste taalgroep doen we veel taalspelletjes die al voorbereiden op het leren lezen en het leren van de functies van taal.’ Naast aandacht voor mondelinge taalvaardigheid, is er op De Aldenhove ook aandacht voor beginnende geletterdheid. Peters: ‘We benoemen bijvoorbeeld de letters in prentenboeken als kinderen daar naar vragen. Of we bouwen een winkeltje in de klas en zetten dan bij alle producten kaartjes met daarop de namen van de betreffende producten. Soms merk je dan, dat kinderen zo’n woord gaan herkennen. Echter: de meeste kinderen zien het woord als een soort “plaatje”: ze zijn nog niet in staat om het echt te lezen. Dat komt meestal pas in groep 3.’
Zelf leren lezen
Maar er zijn uitzonderingen die de regel bevestigen. Sommige kleuters blijken wel degelijk in staat om zichzelf te leren lezen, zo vertelt Petra Moolenaar, docent aan de Pabo in Den Bosch en voormalig leerkracht in het basisonderwijs. ‘In de kleuterklas had ik eens een dierentuintje nagemaakt met daarin onder meer een knuffelaap. Daarbij stond een kaartje met het woordje ‘aap’. Een van mijn leerlingen kwam er zelf achter dat de ‘a’ van ‘aap’ dezelfde ‘a’ was als de beginklank in haar naam: Anita. Vervolgens besefte ze op welke wijze die klank geschreven werd. Zo nadenkend kwam ze tot slotsom dat iedere klank van onze taal een bijbehorende letter heeft. Toen ze dat eenmaal doorhad, ging ze ook haar eigen berichtjes schrijven. Bijvoorbeeld boodschappenlijstjes en ansichtkaarten voor oma. Natuurlijk, de letters stonden nog schots en scheef en de woorden waren verkeerd gespeld, maar dit meisje had wel degelijk de onderliggende principes van het schrijven zelf achterhaald. Kleuters kunnen vaak meer dan wij denken.’
Doorlopende leeslijn
De meeste kinderen hebben hun jaren in groep 1 en 2 vooral nodig om hun mondeling taalgebruik te verbeteren en hun woordenschat uit te breiden. Dat geldt met name voor kinderen die van allochtone komaf zijn en kinderen uit taalzwakke Nederlandse gezinnen. Die moeten vaak eerst worden bijgespijkerd. Soms begint dat bijspijkeren al op de peuterspeelzaal of op de kinderopvang. Vandaar dat steeds meer basisscholen intensief samenwerken met peuterspeelzalen en de kinderopvang. Zo proberen ze een doorlopende leerlijn te creëren: de ‘lessen’ op de crèche sluiten dan zoveel mogelijk aan bij het vervolgonderwijs op de basisschool. Yolande Hartkamp, intern begeleider van De Aldenhove: ‘Sinds kort onderhouden we contact met drie peuterspeelzalen en een andere basisschool. We overleggen regelmatig met de leidsters en leerkrachten en proberen onze taalprogramma’s zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen’.
Methoden
De kleuterleerkrachten op de Aldenhove maken gebruik van vier verschillende taalmethoden. Iedere methode is afgestemd op een niveaugroepje. Yvonne Peters: ‘De educatieve uitgeverijen bieden tegenwoordig voor elk niveau wat wils. De afgelopen jaren verschenen er aan de lopende band nieuwe kleutermethoden.’ Dat gebeurde niet voor niets. De kleutermethoden spelen in op de nieuwe ideeën over het taalonderwijs en op de Tussendoelen van het Expertisecentrum Nederlands. In deze doelen staat verwoord wat kinderen in groep 1 tot en met 3 zouden moeten leren op het gebied van de vroege lees- en schrijfontwikkeling. En ofschoon dit geen harde eisen zijn waarop scholen worden afgerekend, controleert de Onderwijsinspectie steeds beter in hoeverre scholen al in groep 1 en 2 op systematische wijze de taalontwikkeling bevorderen. Dat heeft ertoe geleid dat veel scholen de laatste jaren vragen naar schoolmethoden die bij de Tussendoelen aansluiten. Theo Versloot, manager marketing en sales bij educatieve uitgeverij Zwijsen: ‘Uitgeverijen hebben vervolgens taalboekjes, cd-roms en overige materialen ontwikkeld, die uitgaan van de Tussendoelen. Bovendien zorgden ze ervoor dat hun kleutermethoden afgestemd werden op de taal- en leesmethoden die gebruikt worden in groep 3 en hoger. Zo helpen ze mee aan het ontstaan van een doorlopende leerlijn. Dat is nodig, want de kloof tussen de kleuterschool en groep 3 was tot voor kort groot.’
Qua uitgangspunten zijn de verschillen tussen de diverse kleutermethoden niet zo groot. Vrijwel allemaal gaan ze uit van de leefwereld van het kind en proberen ze spelenderwijs de taalvaardigheid van kinderen te verbeteren. Wel verschillen ze in de mate van structuur en de thema’s die ze bieden. Zo kan iedere school de methode kiezen die het beste bij het team en de leerlingen past. Overigens: er zijn ook nog steeds scholen die ervoor kiezen pas in groep 3 met het taal-/leesonderwijs te starten. Kinderen die op zo’n school zitten, hebben aan het begin van groep 3 een andere beginsituatie dan kinderen die in groep 1 en 2 gericht taalonderwijs hebben genoten. Van Kleef: ‘Het is dan mede afhankelijk van hun aanleg en de begeleiding op school of ze een eventuele achterstand vlot kunnen inlopen.’
Extra stimulansen
Veel basisscholen bieden taalzwakke kinderen ook buiten de school mogelijkheden om spelenderwijs aan hun taalontwikkeling te werken. Zo maakt bijvoorbeeld De Aldenhove deel uit van een Open Wijkschool, die de kinderen ook na schooltijd diverse (taal)voorzieningen wil gaan bieden. Yvonne Peters: ‘Vanaf volgend schooljaar willen we bijvoorbeeld gaan deelnemen aan het project Boekenpret. Dat is een landelijk project, dat wij samen met de GGD, en de Stichting Kinderopvang Nijmegen Kion willen gaan vormgeven. Het is bedoeld om kinderen van 0 – 6 jaar en hun ouders te laten ontdekken dat je veel plezier kunt beleven aan voorlezen. Ouders mogen na schooltijd met hun kinderen in het schoolgebouw een voorleesboek uitzoeken om dat thuis samen te lezen. Want uiteindelijk leert een kind de meeste taal thuis. Daarom is het belangrijk dat ouders veel voorlezen, met de kinderen praten en liedjes met ze zingen. Daar leren ze ongelooflijk veel van. En kinderen vinden het nog leuk ook.’
De namen van ouders en kinderen zijn gefingeerd.
De Tussendoelen voor groep 1 t / m 3 in het kort
De Tussendoelen voor beginnende geletterdheid beschrijven cruciale ontwikkelingsmomenten in de taal-, lees- en schrijfontwikkeling. Ze hebben betrekking op ontwikkelingsgebieden die vanaf groep 1 in een doorgaande lijn naar groep 3 (en hoger) gestimuleerd kunnen worden:
1. Boekoriëntatie.
Kinderen begrijpen dat illustraties en tekst samen een verhaal vertellen. Ze weten dat boeken worden gelezen van voor naar achter, bladzijden van boven naar beneden en regels van links naar rechts. Ze weten dat verhalen een opbouw hebben en dat je vragen over een boek kunt stellen.
2. Verhaalbegrip
Kinderen begrijpen de taal van voorleesboeken. Ze kunnen een voorgelezen verhaal naspelen of navertellen.
3. Functies van geschreven taal
Kinderen weten dat geschreven taalproducten, zoals briefjes, boeken en tijdschriften, een communicatief doel hebben. Ze weten ook dat symbolen (zoals logo’s en pictogrammen) verwijzen naar taalhandelingen. Kinderen kennen het onderscheid tussen ‘lezen’ en ‘schrijven’.
4. Relatie tussen gesproken en geschreven taal
Kinderen weten dat gesproken woorden vastgelegd kunnen worden, op papier en met audio/visuele middelen. Ze beseffen dat geschreven woorden uitgesproken kunnen worden. Ze kunnen woorden als globale eenheden lezen en schrijven (bijvoorbeeld hun eigen naam).
5. Taalbewustzijn
Kinderen kunnen woorden in zinnen onderscheiden. Ze kunnen onderscheid maken tussen de vorm en de betekenis van woorden. Ze zijn in staat woorden in klankgroepen te verdelen, zoals bij kin-der-wa-gen. Ook kunnen ze rijmen.
6. Alfabetisch principe
Kinderen ontdekken dat woorden zijn opgebouwd uit klanken en dat letters met die klanken corresponderen.
7. Functioneel ‘schrijven’ en ‘lezen’
Kinderen schrijven functionele teksten, zoals verhaaltjes en lijstjes. Ook lezen ze zelfstandig prentenboeken en teksten.
8. Technisch lezen en schrijven, start
Kinderen kennen de meeste letters en kunnen klankzuivere woorden schrijven.
9. Technisch lezen en schrijven, vervolg
Kinderen kunnen langere en moeilijkere woorden lezen en schrijven.
10. Begrijpend lezen en schrijven
Kinderen tonen belangstelling voor verhalende en informatieve teksten en boeken en zijn ook gemotiveerd die zelfstandig te lezen. Ze begrijpen wat ze lezen. Ze gebruiken geschreven taal als communicatiemiddel.
Kleutermethoden:
- De leessleutel voor groep 1 en 2, uitgeverij Malmberg
- Schatkist, uitgeverij Malmberg
- Leeslijn (doorlopende methode van groep 1 t/m 8), uitgeverij ThiemeMeulenhoff
- Leeshuis (groep 1 t/m 3), uitgeverij WoltersNoordhoff
- Taal op Maat (groep 1 t/m 8), WoltersNoordhoff
- Taaltijd (groep 1 t/m 8), WoltersNoordhoff.
- Knoop het in je oren (voor kleuters die nauwelijks aanspreekbaar zijn in het Nederlands), uitgeverij Partners
- Laat wat van je horen (voor kleuters die al een beetje Nederlands begrijpen), uitgeverij Partners
Handige websites:
Kennisnet.nl: grote onderwijsportal voor het (basis)onderwijs.
Expertisecentrum Nederland: informatieve website over het Expertisecentrum Nederlands.
Stichting Lezen: website van de Stichting Lezen, met daarop veel informatie over (voor)leesprojecten voor kinderen.
Boekenpret: over het leesbevorderingsproject Boekenpret voor kinderen van 0-6 jaar en het project Fantasia voor kinderen van 4-12 jaar.
Babbelbij: is door WoltersNoordhoff ontwikkeld voor de jongste kinderen. Voor de ouderen is er Het geheim van het pretpark.
Bas gaat digitaal: is ontwikkeld door Uitgeverij Agteres in Rijssen.
Uitgeverij Zwijssen heeft verschillende producten bedacht om de woordenschat van kleuters en peuters te vergroten.
Verschenen in: J/M, vakblad voor ouders (Weekbladpers; 2004).