Ziek of schoolziek?

‘Pubers blijven niet zomaar weg van school’

Hoofdpijn, buikpijn, keelpijn, misselijk. Uw zoon van veertien kijkt u ’s morgens waterig van onder zijn dekbed aan en kondigt aan dat hij ‘zo echt niet naar school kan’. Maar klopt dat wel? Kan hij het beter toch niet gewoon proberen? U staat ernstig in dubio… ‘

‘Voor veel ouders met pubers is dit een herkenbare situatie’, zegt Ingeborg Tönis, onderwijskundige bij Plato (Platform Opleiding, Onderwijs en Organisatie) van de Universiteit Leiden. ‘Bijna iedereen maakt wel eens mee dat een kind zegt zich ziek te voelen en niet naar school wil. Dan kun je als ouder twee dingen doen: je kind een dagje thuishouden óf het toch maar naar school sturen. Voor welke optie je ook kiest, het is van belang dat je op zoek gaat naar de achterliggende oorzaak van het verlangen om in bed te blijven. Want waarschijnlijk is er heus wel een reden waarom het kind niet naar school wil. Die reden moet je achterhalen, juist bij vage klachten. Doe je dat niet, dan kan er ook niets worden ondernomen om de achterliggende oorzaak aan te pakken. Bovendien: als een kind vaker met vage klachten thuisblijft, stimuleer je vermijdingsgedrag. Het kind leert dan niet om zijn problemen direct onder ogen te zien en er een oplossing voor te zoeken.’

Griepgolf
Ruim negentig procent van de Nederlandse jongeren tot 25 jaar vindt zijn of haar eigen gezondheid goed tot zeer goed, zo blijkt uit het onderzoek Jeugd 2003 van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Niettemin komt uit datzelfde onderzoek naar voren dat een kwart van de pubers kampt met een langdurige aandoening, zoals eczeem, astma of migraine. Daarnaast had ruim de helft van de 12-24-jarigen in 2001 last had van infectieziekten als verkoudheid, griep of keelontsteking. Moeder Jet van Brink: ‘Herkenbare cijfers. Tenminste, als ik naar mijn eigen gezin kijk. Mijn twee zoons zijn zelden ziek. Toch waren ze het afgelopen jaar beiden een dagje thuis vanwege een fikse verkoudheid. Want gezond of niet: een koutje heb je zo te pakken.’ Ziekten en aandoeningen zorgden ervoor dat ruim eenderde van de leerlingen in de twee maanden voorafgaand aan het CBS-onderzoek gemiddeld vier dagen thuis bleef. Het NIPO turfde in 2002 een percentage geoorloofd verzuim van ruim 5 procent. Ziekte bleek de meest voorkomende reden voor dit geoorloofde verzuim, gevolgd door vrijstelling voor een specifiek vak en doktersbezoek. Kortom: ziekteverzuim is aan de orde van de dag in scholen. ‘In bepaalde perioden is er echt sprake van kaalslag in de klas’, vertelt vmbo-docente Mirjam van Vliet uit Utrecht. ‘Dan waart er een griepgolf door het land en ontbreken er ieder lesuur wel leerlingen. Als zo’n griepepidemie is uitgewoed, komen die echter vanzelf wel weer terug. Met deze leerlingen hoef je in je planning en begeleiding dus niet speciaal rekening te houden. Dat is anders wanneer kinderen een chronische aandoening hebben. Deze kinderen hebben vaak extra ondersteuning nodig. Zo heb ik een leerlinge die regelmatig een nierdialyse moet ondergaan. Dat betekent dat we voor haar een aangepast programma moeten samenstellen, zodat ze niet te veel achterop raakt.’

Vage klachten
Niet altijd is er een duidelijke lichamelijke oorzaak aan te wijzen voor het ziekteverzuim. Vaak zijn het vage klachten die pubers ertoe aanzetten zichzelf ‘ziek’ te verklaren. Ze hebben hoofdpijn, buikpijn, rugpijn of voelen zich moe. Ruim zeven van de tien 12-24-jarigen meldt in het CBS-onderzoek dat zij last hebben gehad van een of meerdere van deze ‘malaiseklachten’. Vooral hoofdpijn en moeheid komen veelvuldig voor, met name bij meisjes. Janny Witte, lerares Engels in Nijmegen en moeder van twee puberdochters: ‘Dat pubermeisjes vaker vage klachten hebben, vind ik niet zo gek. Het zou me niets verbazen als die te maken hebben met de menstruatie. Mijn eigen dochters zaten ook eens per maand helemaal groen op de bank. Dan kon ik ze echt niet naar school laten gaan. De oudste is inmiddels aan de pil en blijft daardoor wel op de been, maar de jongste is nog steeds iedere maand een dag goed ziek. Overigens geloof ik dat pubers malaiseklachten ook vaak aan zichzelf te danken hebben. Want veel jongeren gaan te laat naar bed. Ze kijken ’s nachts televisie of zitten uren te computeren. Ook werken ze te veel, stappen ze te heftig en ontbijten ze vaak niet. Daardoor hangen ze soms als zombies in hun banken en valt er geen land met ze te bezeilen.’ Annette Cools, regiomanager Jeugdgezondheidszorg GGD Zuid-Holland Noord: ‘Dit verschijnsel noemen wij “leefstijlproblematiek”. Jongeren voelen zich ziek door hun ongezonde levensstijl.’

Kokhalzen
Lang niet alle vage klachten zijn echter terug te voeren op leefstijlproblematiek, zo ervaart docent exacte vakken Urs Wyder uit Oss regelmatig. ‘Laatst heb ik nog meegemaakt dat een meisje stond te kokhalzen in de gang. Bleek dat ze nerveus was voor een proefwerk. Veel leerlingen lijden erg onder de huidige prestatiedruk. Ze moeten tegenwoordig zoveel: het hele onderwijssysteem is erop gericht leerlingen zo snel mogelijk door de school te jagen. Ze komen er nauwelijks meer aan toe zelf te ontdekken wat ze interessant vinden, omdat ze hun handen vol hebben aan allerlei schooltaken. Daar komt nog bij dat sommige ouders de druk extra opvoeren door het belang dat zij hechten aan goede cijfers. Niet alle kinderen kunnen daar even goed mee omgaan. Enkelen worden er letterlijk ziek van. Dan moet je niet zeggen dat zo’n kind zich aanstelt. Want ofschoon het geen lichamelijke ziekte onder de leden heeft, is er psychisch wel degelijk iets aan de hand.’

Psychosociale problematiek
Blijkens het CBS-onderzoek had maar liefst zeventien procent van de twaalf tot zeventienjarigen in 2001 last van psychische klachten, zoals depressie of angst. Voor jeugdarts Roel van der Meer van de afdeling Jeugdgezondheidszorg van de GG&GD in Utrecht is dat inmiddels geen nieuws meer. Van der Meer was betrokken bij Ziekteverzuim als Signaal, een project van de gemeente en GG&GD dat de bedoeling heeft het ziekteverzuim op de deelnemende scholen terug te dringen en zorgleerlingen in een vroeg stadium op te sporen. Leerlingen die meer dan twee weken aaneengesloten afwezig zijn of zich voor de derde keer in korte tijd ziek melden, worden doorgestuurd naar de schoolarts of  -verpleegkundige. Deze onderzoekt ze en verwijst ze, zo nodig, door naar (externe) hulpverleners, zoals de leerlingbegeleider, orthopedagoog, maatschappelijk werker, psycholoog, huisarts of medisch specialist. Van der Meer vertelt dat bijna de helft van de leerlingen die hij op zijn spreekuur zag (eveneens) psychosociale klachten had: ‘Deze pubers hadden het echt moeilijk, thuis of op school. Bijvoorbeeld omdat ze gepest werden, leden onder faalangst, een drankzuchtige vader hadden of hevig ruziënde ouders. Geen wonder dat ze zich vaak niet zo lekker voelden!’

Ziek of schoolziek?
In de omgeving van Leiden delen ze de ervaringen van Van der Meer. Ook daar organiseerden de GGD Zuid-Holland Noord en de gemeente een project om het ziekteverzuim aan te pakken: Arbozorg voor Leerlingen. En net als in Utrecht viel het de uitvoerders van dit programma op dat de meeste leerlingen die bij de schoolarts belanden, wel degelijk iets mankeren. Cools: ‘Het merendeel heeft echt iets onder de leden. Al is het vaak lastig om te achterhalen wat er precies aan de hand is. Het onderscheid tussen écht ziek en schoolziek / spijbelen is niet altijd haarscherp te maken. Niet voor ons, maar ook niet voor docenten en ouders. Sommige ouders hebben het gewoon te druk om in de gaten te hebben dat hun kind niet lekker in zijn vel steekt. Of ze hebben geen zin in een strijd met hun puber en schrijven daarom maar een verzuimbriefje voor de school. Maar het komt eveneens voor dat ze zó betrokken zijn bij hun kind, dat ze niet meer kunnen zien wat er werkelijk speelt. Het is soms gewoon heel lastig om te achterhalen of een puber wel echt ziek is.’ Wyder: ‘Ik geloof echter dat het in wezen niet zoveel uitmaakt waarom een kind verzuimt. Zowel ziekteverzuim als spijbelgedrag moet je serieus nemen. Pubers blijven niet zomaar weg van school. Daar steekt echt wel iets achter. Het is de taak van de ouders en de school om uit te zoeken wat dat is. Samen kunnen ze ervoor zorgen dat het kind weer met plezier naar school komt.’

Communicatie cruciaal
Maar dat is wellicht makkelijker gezegd dan gedaan. Want wat kunnen school en ouders doen om ervoor te zorgen dat kinderen zich niet ziek melden? Ank Jeurissen (vanuit de gemeente Utrecht betrokken bij Ziekteverzuim als Signaal): ‘Op de eerste plaats moeten ze ervoor zorgen dat ze met elkaar communiceren! Dat klinkt als een open deur, maar in de praktijk gebeurt het lang niet altijd. Zo stellen niet alle scholen de ouders op de hoogte van hun verzuimaanpak. Sterker nog, lang niet alle scholen hebben hun verzuimregistratie goed op orde. Terwijl dat een eerste vereiste is bij de aanpak van het ziekteverzuim. Scholen moeten immers in staat zijn om te signaleren dat een leerling afwezig is. Vervolgens dienen ze direct actie te ondernemen. Idealiter belt de school meteen de ouders als het kind niet in de klas verschijnt. Dat doen ze ook als het kind ziek wordt op school. Ze laten het dan niet “zomaar” naar huis gaan, maar sturen het eerst naar de verzuimcoördinator. Die beoordeelt vervolgens of het kind echt ziek of dat het toch maar even op school moet blijven. Is het ziek, dan worden de ouders onmiddellijk op de hoogte gebracht.’ Cools: ‘Op hun beurt dienen ouders de school ook meteen te informeren als hun kind niet naar school komt. Ook moeten ze in gesprek gaan met hun kind om uit te vogelen wat het mankeert. Dat is niet altijd makkelijk, maar het loont wel de moeite. Als je weet waarom je kind zich niet lekker voelt, kun je er immers ook iets aan doen. Desnoods schakel je deskundige hulp in. Dat is echt geen schande. Soms is het al voldoende als de leerling wat meer ondersteuning krijgt van de leerlingbegeleider of orthopedagoog van de school.’ Jeurissen: ‘Blijkt dat het kind toch een tijdje thuis moet blijven, dan is het belangrijk dat ouders de school blijven informeren over het herstel. De mentor kan dan eventueel een aangepast thuiswerkprogramma opstellen. Ook kan de school de leerling laten voelen dat hij gemist wordt, bijvoorbeeld door regelmatig te bellen, een kaart te sturen of de leerling thuis op te zoeken. Dat soort blijken van medeleven doen pubers vaak goed en dragen zeker bij aan hun herstel.’

Zieke docenten
Docenten zijn net gewone mensen. Want voorbeeldfunctie of niet, ook docenten worden natuurlijk getroffen door griepjes, verkoudheden en voorhoofdsholteontstekingen. Daar komt nog bij dat de psychosociale arbeidsbelasting in het onderwijs groter is dan elders. Docente Mirjam van Vliet opent aan het begin van iedere les in haar lokaal een raam. Dat doet ze niet voor niets. ‘Ik hoop dat ziekteverspreiders zo minder kans krijgen. Want in scholen hebben die eigenlijk vrij spel. Als docent heb je ieder uur weer een andere groep van zo’n vijfentwintig leerlingen voor je neus. Je ontmoet dus iedere dag wel iemand die iets onder de leden heeft. Wil je niet ziek worden, dan zul je dus maatregelen moeten treffen. Daarom zet ik de ramen open. En zorg ik ook anderszins goed voor mezelf.’
Pizza Dat laatste is sowieso een vereiste, want lang niet altijd zorgt de school goed voor haar docenten, zo is de ervaring van Urs Wyder. ‘In de praktijk werken veel docenten meer uren dan waarvoor ze zijn aangenomen. Ze zijn veel tijd kwijt met allerlei zaken die niet direct met lesgeven te maken hebben: enveloppen vouwen voor de rapporten, proefwerken nakijken, surveilleren, oudergesprekken voeren. Er zijn dagen dat we van ’s morgens 9.00 uur tot ’s avonds 23.00 uur op school in de weer zijn. Vaak is er niet eens tijd om fatsoenlijk te eten en bestellen we pizza’s. Gezond is dat natuurlijk niet….’ Janny Witte: ‘Daar komt nog bij dat het werk ook geestelijk zwaar kan zijn. Als docent moet je immers continu geconcentreerd zijn. Je kunt niet rustig even wegdromen, want dan raak je de klas kwijt. Bovendien hebben docenten er de laatste jaren allerlei organisatorische taken bij gekregen en zijn ze steeds meer een vraagbaak voor leerlingen geworden. Dat maakt het werk ook in sociaal-emotioneel opzicht zwaar.’
Daling ziekteverzuim Dat blijkt ook uit de cijfers. In de Arbobalans 2004, een uitgave van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, staat te lezen dat in 18 procent van de bedrijven werknemers regelmatig te maken hebben met psychosociale arbeidsbelasting (waaronder emotionele belasting, ongewenste omgangsvormen, gebrek aan autonomie, hoge werkdruk en agressie). Werknemers in het onderwijs hebben met vijftig procent echter veel vaker dan gemiddeld te maken met psychosociale arbeidsbelasting. Dat eist zijn tol. De ziekteverzuimcijfers in het voortgezet onderwijs zijn traditiegetrouw hoog, al dalen ze sinds een paar jaar: van 7,92 procent in 2000 tot 5,84 procent in 2003, zo blijkt uit een rapportage van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. (Ter vergelijking: het ziekteverzuim bij particuliere bedrijven daalde in dezelfde tijd van 5,5 naar 4,8 procent). De afname is vooral te danken aan de CAO-afspraken om het ziekteverzuim terug te dringen, reïntegratie te bevorderen en de werkdruk te verminderen. Deze maatregelen blijken vruchten af te werpen. Desondanks verwacht het Ministerie dat iedere verdere daling steeds moeilijker realiseerbaar zal zijn. Wyder: ‘Of het ziekteverzuim verder daalt, hangt ook af van de maatregelen die scholen treffen. Het zou bijvoorbeeld al schelen als er iemand in dienst werd genomen om allerlei onbenullige taakjes van docenten over te nemen. Echter, zolang scholen weinig geld krijgen van Den Haag, blijft dat wellicht een illusie.’

Mirjam van Vliet en Jet van Brink heten in het echt anders.JM

Verschenen in J/M Pubers (Weekbladpers; 2004).

Dit artikel is 13031 keer bekeken