Een gedifferentieerd taal- en rekenaanbod
“Hoe kunnen we ons onderwijs zo goed mogelijk afstemmen op de verschillen tussen kinderen? Welke aanpassingen zijn dan nodig in het aanbod?” Voor
basisscholen zijn dit belangrijke vragen. Een nieuwe website helpt hen bij het realiseren van een reken- en taalaanbod dat aansluit bij de (speciale) onderwijsbehoeften van hun leerlingen.
Het ene kind is het andere niet. Leerlingen hebben verschillende onderwijsbehoeften en scholen proberen daar zo goed mogelijk op in te spelen, binnen de mogelijkheden die ze hebben. “Die mogelijkheden zijn uiteraard begrensd”, zegt Els Schram, leerplanontwikkelaar bij SLO. “Niet alles kan binnen de randvoorwaarden die in het basisonderwijs aanwezig zijn én niet elke leraar is even bedreven in het afstemmen op
verschillen tussen leerlingen. Zo zal een starter er doorgaans meer moeite mee hebben dan een ervaren leraar. Toch is er, gegeven de randvoorwaarden van de school en de competenties van de leraar, veel mogelijk. Er bestaan zo langzamerhand veel producten en inzichten die scholen ondersteunen bij het omgaan met verschillen. Ze kunnen hiermee hun differentiatiemogelijkheden stap voor stap uitbreiden.”
Bij SLO is veel kennis beschikbaar over het afstemmen van het onderwijsaanbod taal en rekenen op verschillende groepen leerlingen. Het gaat daarbij zowel om leerlingen met een ontwikkelingsvoorsprong als om leerlingen die achterblijven in hun prestaties door een beperking, stoornis of ontwikkelingsachterstand. “Ook bij andere partijen, zoals Landelijke Pedagogische Centra, expertisecentra en educatieve uitgeverijen, is veel expertise aanwezig op het gebied van differentiëren”, weet Schram. “SLO zet nu in een ‘parapluproject’ belangrijke inzichten, producten en materialen met betrekking tot een gedifferentieerd onderwijsaanbod taal en rekenen in het basisonderwijs op een rij. Deze informatie maken we toegankelijk via een nieuwe website, die eind 2012 beschikbaar komt.”
Digitaal bronnenboek
De site richt zich op intern begeleiders, schoolbegeleiders en reken- en taalcoördinatoren. De verwachting is dat vooral zij straks met de website aan de slag gaan als er een vraag over differentiëren speelt in een school. De interne begeleider zal de website vaak in eerste instantie raadplegen. Zij zoekt uit wat bij de school past en legt dit voor aan het team. De volgende stap is dat er binnen het schoolteam afspraken worden gemaakt over de wijze van differentiatie, op basis van informatie die via de website gevonden is. Vervolgens kunnen leraren hier actief mee aan de slag in hun klassen. De toekomstige gebruikers worden intensief betrokken bij de ontwikkeling van de website, net zoals mensen van schoolbegeleidingsdiensten en samenwerkingsverbanden. “De leidende vraag is steeds: wat hebben scholen
eraan? Kunnen ze met deze website uit de voeten? Door de toekomstige
gebruikers tussentijds te vragen wat er volgens hen beter kan, kunnen we de website nog beter afstemmen op hun vragen en wensen”, aldus Schram, die het parapluproject samen met haar collega’s Annette Thijs, Annette van der Laan en Annette Koopmans uitvoert.
De website wordt vooral een digitaal bronnenboek. Schram: “Gebruikers vinden er heel veel verwijzingen naar digitale en papieren documenten die ze kunnen gebruiken om de mogelijkheden tot differentiatie in de school uit te breiden.”
Basisaanbod
SLO heeft ervoor gekozen om bij de indeling van de website uit te gaan van vier typen
onderwijsaanbod. Schram legt uit waarom: “In de praktijk proberen scholen natuurlijk in te spelen op de speciale onderwijsbehoeften van iedere afzonderlijke leerling. Dat betekent echter niet dat voor elke leerling een apart aanbod hoeft te worden bedacht. Integendeel. De meeste leerlingen hebben baat bij een gemeenschappelijk basisaanbod met ambitieuze doelen. Bovendien is het voor een leraar nauwelijks te
organiseren om voor elke leerling een eigen aanbod te realiseren.”
Op de website staan straks een basisaanbod, plusaanbod, breedteaanbod en
diepteaanbod. Het basisaanbod is – letterlijk – de basis: de andere drie typen aanbod zijn te beschouwen als varianten hierop. Het basisaanbod is bedoeld voor leerlingen die aan het eind van de basisschool zo mogelijk referentieniveau 1S (het streefniveau uit het wettelijk vastgestelde Referentiekader taal en rekenen) en in elk geval 1F (het fundamentele niveau aan het eind van de basisschool) kunnen behalen. Het gaat om leerlingen zonder specifieke onderwijsbehoeften die bij toetsen (hoog)gemiddeld scoren.
Plus-, breedte- en diepteaanbod
Voor de leerlingen die veel meer dan 1S kunnen halen, meestal de meerbegaafde en (hoog)begaafde leerlingen, is er een plusaanbod met veel aandacht voor het compacten en verrijken van de lesstof en extra of vervangende onderwijsdoelen.
Het breedteaanbod is bedoeld voor leerlingen die wel referentieniveau 1F, of soms zelfs (op onderdelen) 1S kunnen halen, maar alleen als zij extra ondersteuning krijgen. Dit zijn leerlingen met speciale behoeften als gevolg van een leer- of ontwikkelingsstoornis. Voor deze leerlingen moet het onderwijs geïntensiveerd worden. De doelen en nhouden van het onderwijsaanbod zullen vaak hetzelfde zijn als in het basisaanbod, maar dikwijls zal er sprake zijn van aangepaste instructie, extra leertijd en inzet van ondersteunende materialen.
Het diepteaanbod is bedoeld voor leerlingen die 1F niet of slechts ten dele kunnen halen. Het gaat hierbij enerzijds om leerlingen met (beneden)gemiddelde capaciteiten,
een taal- en/of rekenachterstand en als uitstroomperspectief vmbo-bb/kb en anderzijds om leerlingen met lagere cognitieve capaciteiten en een laag reken- en taalniveau, die zullen doorstromen naar vso-arbeid of het praktijkonderwijs. Ook in dit diepteaanbod vormt het basisaanbod het vertrekpunt. Daarin zijn soms wel keuzes noodzakelijk: bepaalde doelen in het basisaanbod zullen te hoog gegrepen zijn, terwijl andere doelen
juist extra aandacht verdienen.
Op de website worden de vier typen aanbod verder uitgewerkt in de domeinen (de hoofdonderdelen) van de referentieniveaus taal en rekenen. Bij taal gaat het om: mondelinge taalvaardigheid en woordenschatontwikkeling, lezen, schrijven en
begrippenlijst & taalverzorging (waaronder spelling en grammatica). Bij rekenen om: getallen, verhoudingen, meten & meetkunde en verbanden. Binnen elk domein vinden gebruikers op de website richtlijnen voor hoe de school kan differentiëren naar doelen en inhouden, leertijd, instructie en leeractiviteiten, leermiddelen en toetsen.
In de praktijk
Hoe kun je als school in de praktijk met de website werken? Hoe stel je bijvoorbeeld vast voor welke leerlingen een bepaald aanbod geschikt is? Moet je altijd alle vier de typen aanbod realiseren? En zijn alle suggesties die worden gegeven bij een aanbod in elke school nodig?
De school beoordeelt zelf of leerlingen voor een ander aanbod dan het basisaanbod in aanmerking komen. Soms kunnen testen en onderzoeken uitsluitsel geven over de capaciteiten van een kind, maar niet altijd. Met name bij jonge kinderen kunnen testen niet goed voorspellen hoe zij zich zullen ontwikkelen. “Daarom moet je voor hen eigenlijk altijd hoge doelen stellen”, zegt Schram. “Pas als blijkt dat een leerling bijvoorbeeld steevast zwak presteert, ondanks diverse ondersteunende
maatregelen, kan dat reden zijn om het aanbod aan te passen. Het diepteaanbod zul je meestal pas inzetten in de laatste jaren van het basisonderwijs, als je vrij zeker weet dat het uitstroomperspectief maximaal op het niveau van vmbo-bb/kb zal liggen.”
Scholen hoeven niet per se alle vier de typen aanbod te realiseren. “Je bepaalt als
school zelf welk aanbod je voor welke leerlingen realiseert én welke onderdelen van dat aanbod aansluiten op jouw leerlingenpopulatie en uitvoerbaar zijn voor leraren”, stelt Schram. “Je hoeft dus niet alle onderdelen te doen. Ook kun je een aanbod desgewenst aanpassen. Een voorbeeld ter verduidelijking: het basisaanbod richt zich op het grootste deel van de leerlingen. Maar afhankelijk van de schoolpopulatie kan het basisaanbod er per school steeds net iets anders uitzien. Als een school bijvoorbeeld veel leerlingen in huis heeft die erg goed presteren, zal ze vooral uitgaan van het plusaanbod. Een school met veel achterstandsleerlingen kiest er wellicht voor om onderdelen uit het basisaanbod en breedteaanbod te combineren. Met andere woorden: de website geeft richtlijnen en suggesties voor wat betreft het aanbod,
maar scholen bepalen uiteindelijk zelf welke elementen zij aanbieden.”
Concrete voorbeelden
Is eenmaal vastgesteld dat leerlingen speciale onderwijsbehoeften hebben en dus een aangepast aanbod dienen te krijgen, dan kan de school dus met behulp van de website nagaan hoe dat aanbod eruit kan zien of versterkt kan worden. Schram geeft drie concrete voorbeelden: “Stel, je hebt als school veel leerlingen die zeer goed zijn in mondelinge taalvaardigheid. Je wilt hen op dit taaldomein een passend en uitdagend
taalaanbod bieden. Je kunt ze dan bijvoorbeeld al op jonge leeftijd een andere taal aanbieden. In het plusaanbod vind je hier informatie over. Een school kan ook leerlingen in huis hebben met een beperkte woordenschat. De website geeft bij het breedteaanbod aan hoe je met extra leertijd, specifieke doelen op dit gebied en ondersteunende materialen kunt werken aan het vergroten van die woordenschat. Zijn er leerlingen met beperkte capaciteiten en wil de school heel gericht prioriteiten stellen in taal- of rekendoelen, dan verwijst de website naar doelenoverzichten die hiervoor bruikbaar zijn.”
Schram verwacht dat sommige scholen het nog niet zo eenvoudig zullen vinden om
de inzichten en producten die op de website worden genoemd in de dagelijkse praktijk in te zetten. “Om scholen te helpen met die praktische vertaalslag willen we een training of scholing ontwikkelen voor intern begeleiders en/of onderwijsadviseurs.”
Verschenen in: SLO Context (SLO; 2012).