In Europees verband delen schoolleiders kennis, gedachten en ideeën binnen ESHA, de European School Heads Association. Wat levert dat op? Passend Onderwijs Magazine vroeg het Ton Duif, voormalig ESHA-president en nog altijd actief binnen deze organisatie.
Duif is net terug van een reis naar Spanje, waar de tweejaarlijkse General Assembly van ESHA heeft plaatsgevonden. Tijdens deze bijeenkomst ontmoetten schoolleiders uit diverse Europese landen elkaar. Heel inspirerend, vindt de man die al vanaf 1997 bij de organisatie is betrokken. ‘Je merkt dat schoolleiders in Europa zich gesteld zien voor vergelijkbare uitdagingen, maar dat ze daar anders mee omgaan, afhankelijk van hun cultuur, traditie, onderwijssysteem. De problemen zijn hetzelfde, de oplossingen verschillen. Maar juist van verschillen kun je leren.’
School in de 21ste eeuw
Duif ziet overal in Europa dat de onderwijssystemen niet meer zo goed passen bij behoeften van leerlingen. ‘Kinderen groeien tegenwoordig op in een heel andere samenleving dan hun ouders, leraren en schoolleiders. Vroeger was de leerkracht de voornaamste bron van kennis. Tegenwoordig is informatie overal en altijd beschikbaar. Dankzij internet weten zelfs jonge kinderen al dat een vraag vaak meerdere antwoorden kan hebben. Ze leren door dingen zelf uit te proberen, bijvoorbeeld als ze gamen. Dergelijke veranderingen hebben ertoe geleid dat zelfs de structuren in hun hersenen nu anders zijn gevormd. Niet beter of slechter, maar anders, zo blijkt uit onderzoek van de Amerikaanse psycholoog Ian Jukes.’
Doen scholen iets met die wetenschap? ‘Meestal niet. Nog altijd krijgen kinderen voornamelijk klassikaal les met een adaptief randje en moeten ze op iedere vraag “het juiste antwoord” geven. In veel landen is van hogerhand opgelegd wat ze op een bepaalde leeftijd moeten kennen en kunnen. De leerkracht werkt toe naar die doelen en toetst ze. Totaal achterhaald! Het is essentieel dat we in Europa beter gaan aansluiten op mogelijkheden, interesses, tempo en niveau van individuele leerlingen. Maar zover zijn we nog lang niet.’
Ruimte voor schoolontwikkeling?
Duif ziet dat lang niet alle scholen speelruimte hebben om hun onderwijs te veranderen. Dat heeft te maken met geld, want overal in Europa hebben scholen te maken (gehad) met krimpende budgetten. Maar het heeft ook te maken met beleid en keuzes van politici en beleidsmakers. ‘Zij hebben onvoldoende oog voor de noden van leerlingen in de 21ste eeuw.’ Daarnaast kiezen ook scholen zelf er soms voor om wel geld te stoppen in bijvoorbeeld hogere salarissen en niet in schoolontwikkeling. Bovendien hebben schoolleiders in sommige landen weinig autonomie. ‘In bijvoorbeeld Duitsland en Frankrijk zijn de onderwijssystemen sterk top-down georganiseerd. In veel Oost-Europese landen bepaalt de politiek wat er geleerd wordt. Krijgt het land een nieuwe leider, dan kan het zomaar zijn dat het curriculum wordt aangepast. In Macedonië kun je zelfs ontslagen worden als je lid bent van de verkeerde politieke partij!’
Duif benadrukt dat de wijze waarop het Nederlandse onderwijssysteem is georganiseerd, met de vrijheid van onderwijs verankerd in de Grondwet, uniek is. ‘Nederlandse scholen worden door de Inspectie afgerekend op het wat en ze krijgen subsidie vanuit Den Haag. Verder zijn ze vrij om aan een eigen schoolvisie gestalte te geven. Schoolleiders uit andere landen zijn daar vaak jaloers op. Hoewel ze de nadelen, zoals een hoge werkdruk en grote verantwoordingsplicht, ook wel zien.’
Regeldruk
Daarmee zijn we beland bij een ander thema dat Duif aan het hart gaat: de regeldruk. ‘In heel Europa heeft de gedachte postgevat dat je het onderwijs kunt verbeteren door alles te meten en vast te leggen. Onderwijs wordt dan gezien als een product. Dit is een misvatting. Dat zie je bijvoorbeeld in Groot-Brittannië waar Ofsted, de schoolinspectie van de overheid, slecht presterende scholen publiekelijk aan de schandpaal nagelt. Helpt dat? Niet echt. Engeland scoort nog steeds middelmatig in de Pisa-ranglijsten.’
Nederland doet het weliswaar beter, maar in ons land gaat nog veel talent verloren door de vroege selectie van leerlingen: ‘De Cito-toets is te bepalend voor de schoolloopbaan.’ Duif is voorstander van een middenschoolsysteem, waardoor een meer geleidelijke overgang mogelijk is.
Ook pleit hij voor investeringen in de opleiding van leerkrachten, zoals in Finland gebeurde. ‘Leerkrachten die hoogopgeleid zijn en veel zeggenschap hebben over hun werk, boeken betere resultaten. Hun leerlingen zijn gemotiveerder.’
Motivatie en passend onderwijs
Duif signaleert dat alle Europese landen nadenken over hoe ze hun leerlingen gemotiveerd kunnen houden. ‘Het blijkt dat leerkrachten die veel liefde hebben voor hun vak én voor leerlingen er het beste in slagen om de kinderen te betrekken bij de lesstof. Zeker als ze ook nog weten aan te sluiten bij individuele leerlingen, als ze onderwijs op maat kunnen geven. Helaas vinden leerkrachten dat ze onvoldoende tijd hebben om voor alle leerlingen passend onderwijs te verzorgen. In veel landen wordt daarmee geworsteld. Een gevolg is dat het percentage voortijdig schoolverlaters binnen Europa nog steeds hoog is; op Mallorca is de uitval zelfs 25 procent. Met het project Early School Leaving (www.dropoutprevention.eu) zet ESHA met andere partners een database van good practices op, zodat de verschillende Europese landen van elkaar kunnen leren hoe ze het voortijdig schoolverlaten kunnen terugdringen.’
Kritische vrienden
Duif zou graag zien dat Nederlandse scholen vaker een blik over de grens zouden werpen. ‘Dat gebeurt nu vrij weinig, helaas.’ Hij vindt dat schoolleiders die betrokken zijn bij ESHA dankzij de gezamenlijke projecten veel van elkaar leren. ‘Daar profiteren leerlingen uiteindelijk ook van.’
Van onderlinge discussies én van uitwisselingsprogramma’s steken schoolleiders eveneens veel op, stelt hij: ‘Tijdens een recente uitwisseling logeerden schoolleiders bij elkaar, keken ze als shadow principal mee op school en gaven zij elkaar feedback, bijvoorbeeld over oudergesprekken en begeleiding van leraren. Dat was heel nuttig. Je leert dan van een critital friend.’
Over ESHA
ESHA is een koepelorganisatie van Europese schoolleiders in basisonderwijs, voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs en voorschoolse educatie. ESHA verbindt schoolleiders, onderzoekers en beleidsmakers met het doel om van elkaar te leren en het onderwijs binnen Europa te verbeteren. Bijna alle Europese landen zijn binnen ESHA vertegenwoordigd.
ESHA houdt zich bezig met een breed scala aan thema’s, waaronder schoolleiderschap en kwaliteitsmanagement, pesten, kinderen met ‘special needs’, basisvaardigheden en 21ste eeuwse vaardigheden. Deelnemers delen hun goede voorbeelden met elkaar via de website Ehsa.org. Ook brengt ESHA tien keer per jaar een gratis magazine uit.
Ton Duif (oprichter en voormalig voorzitter van de Algemene Vereniging van Schoolleiders) was van 2009-2014 president van ESHA. Tegenwoordig houdt hij zich bezig met Europese projecten binnen het programma Erasmus+ (een subsidieprogramma van de Europese Commissie voor onderwijs, jeugd en sport). Hij legt zich met name toe op de thema’s voortijdig schoolverlaten en leiderschapsstijlen. Ook adviseert hij de ledenraad en het bestuur van ESHA.
Dit artikel verscheen in Passend Onderwijs Magazine (2017).